23300 |
torenuurwerk |
kerkenklok:
kirkeklok (Q117p Nieuwenhagen),
kerkenuur:
de kirke-oeër (Q117p Nieuwenhagen),
kirkeōēr (Q117p Nieuwenhagen),
kerkklok:
kirkklok (Q117p Nieuwenhagen),
kerkuur:
kirkōēr (Q117p Nieuwenhagen),
torenklok:
de toeëre-klok (Q117p Nieuwenhagen),
tōēreklok (Q117p Nieuwenhagen),
torenuur:
tōēreōēr (Q117p Nieuwenhagen)
|
Het uurwerk in de kerktoren, de torenklok [kerkklok, kerkuur?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
29108 |
tornen |
losdoen:
lōsduǝ (Q117p Nieuwenhagen)
|
De naad of steken losmaken en uithalen. [N 62, 22; A 4, 27b; L 20, 27b; Gi 1.IV, 20; MW; S 38]
II-7
|
18917 |
traag |
traag:
traog (Q117p Nieuwenhagen),
vuil:
vōēël (Q117p Nieuwenhagen)
|
niet snel reagerend; langzaam in het handelen [traag, lui] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21818 |
traag praten |
strekken:
vgl. Sittard Wb. (pag. 408): sjtrëkke, strekken, zie ook: rëkke. [pag. 340: rëkke, rekken, langer maken, duren. Zie ook het oudere lempe].
strēkkə (Q117p Nieuwenhagen),
zeveren:
zēēvərə (Q117p Nieuwenhagen)
|
traag praten [lijzen, zemelen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
17731 |
tranende ogen |
lope ogen:
lope ooge (Q117p Nieuwenhagen),
zeikogen:
zeekogge (Q117p Nieuwenhagen),
zijpe ogen:
ziepe ooge (Q117p Nieuwenhagen, ...
Q117p Nieuwenhagen)
|
oog: tranende ogen [sijp-, siep-, sijper-, seeper-, soep-, leep-, prutooge] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
28231 |
transport |
vervoer:
vǝrvø̄r (Q117p Nieuwenhagen
[(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]
[Domaniale])
|
Algemene benaming voor alles wat in het ondergronds bedrijf verband houdt met het vervoeren van personeel, materiaal, kolen en stenen. [N 95, 610; N 95, 611; monogr.; Vwo 787; Vwo 827]
II-5
|
28367 |
transportband, bandtransporteur |
band:
bant (Q117p Nieuwenhagen
[(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]
[Domaniale, Wilhelmina])
|
Band zonder einde die tussen twee keerrollen en over een aantal draagrollen loopt. De band dient voor het transport van kolen of stenen en in sommige gevallen ook voor het vervoer van personen. Het woordtype "meco" van de respondenten uit L 417 en Q 3 duidt op de naam van de firma die de banden fabriceert (Defoin pag. 92). [N 95, 635; Vwo 89; Vwo 661; Vwo 788]
II-5
|
28384 |
transporteurmotor |
trapomotor:
trāpōmōtǝr (Q117p Nieuwenhagen
[(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]
[Eisden])
|
De motor van een kettingtransporteur. De opgaven "gustomotor" en "beienmotor" uit Q 21 duiden de motor van de transporteurs van respektievelijk de fabrieken Gusto en Beien aan. [N 95, 605b]
II-5
|
17928 |
trant |
gang:
gānk (Q117p Nieuwenhagen)
|
gang: Wijze van gaan (gang, trant). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19710 |
trapleer |
ledderbok:
lɛdǝrbok (Q117p Nieuwenhagen),
trapledder:
traplɛdǝr (Q117p Nieuwenhagen)
|
Uitklapbare ladder met platte treden en steunende tweepoot. Aan de bovenzijde van de trapleer kan een platform zijn aangebracht. Zie ook het lemma "trapleer" in Wld ii.9, pag. 206. [N 64, 89; div.]
II-11
|