22507 |
verjaardag |
verjaardag:
hêə hat vèrjoardāg (Q117p Nieuwenhagen),
vərjōͅrdāx hān (Q117p Nieuwenhagen)
|
Hij is morgen jarig. [DC 02 (1932)] || Zijn geboortedag herdenken [jarig zijn, bejaren, verjaren]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21399 |
verkeren |
gaan met:
gaoë mit (Q117p Nieuwenhagen),
verkering hebben:
vərkiēring hāāu (Q117p Nieuwenhagen),
vrijen:
vrijjə (Q117p Nieuwenhagen)
|
verkering hebben [verkeren, vrijen, meteen lopen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
20364 |
verkering |
sjans:
ps. boven de a (van ...sjaf) staat nog een ?; deze combinatieletter kan ik niet maken/omspellen!
sjans (Q117p Nieuwenhagen),
verkering:
vərkīēring (Q117p Nieuwenhagen)
|
verkering; regelmatige omgang met een persoon van het andere geslacht [sjans, verkeer, aanspraak] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
20367 |
verkering hebben |
gaan met -:
gaoë mit (Q117p Nieuwenhagen, ...
Q117p Nieuwenhagen),
verkering haan:
vərkiēring hāān (Q117p Nieuwenhagen),
vrijen:
vrijjə (Q117p Nieuwenhagen, ...
Q117p Nieuwenhagen)
|
verkering hebben [verkeren, vrijen, meteen lopen] [N 87 (1981)] || verkering; regelmatige omgang met een persoon van het andere geslacht [sjans, verkeer, aanspraak] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
21390 |
verklaren |
verklaren:
vərklaorə (Q117p Nieuwenhagen)
|
duidelijk maken, uitleggen [uitduiden, uitbeduiden] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
18002 |
verkleumd |
stijf:
sjtief van de kou (Q117p Nieuwenhagen),
stief van de kou (Q117p Nieuwenhagen)
|
verstijfd van kou [verkild] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18074 |
verkouden |
verkouden:
vərkouwə (Q117p Nieuwenhagen),
vərkouwə zīēë (Q117p Nieuwenhagen)
|
Verkouden: verkouden zijn; ontsteking van neusslijmvlies, met neusverstopping en slijmafscheiding (verkoud, verkouden, verkeld, versnoft). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18080 |
verkoudheid |
klets:
də klètsj hāān (Q117p Nieuwenhagen)
|
Verkouden: verkouden zijn; ontsteking van neusslijmvlies, met neusverstopping en slijmafscheiding (verkoud, verkouden, verkeld, versnoft). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21281 |
verkwisten |
verbrassen:
vərbrássə (Q117p Nieuwenhagen),
verknutsen:
vgl. Van Dale: verknutselen, 2. (gew.) verknoeien.
vərknōēëtsjə (Q117p Nieuwenhagen),
verschwenden (du.):
vərsjwéndə (Q117p Nieuwenhagen)
|
op overdadige en lichtzinnige wijze besteden [dolboteren, vermokken, vertoelibassen, verkwisten] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
27607 |
verlegdienst |
omlegschicht:
ømlękšix (Q117p Nieuwenhagen
[(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
In Nederland de dienst, in Belgiē de post die het transportmiddel in het oude pand van een pijler afbreekt en in het nieuwe pand weer opbouwt. Volgens Van der Maar verlegde men de transportmiddelen in de wisseldienst. [N 95, 494; monogr.; Vwo 224; Vwo 551]
II-5
|