21193 |
vliegveld |
vliegveld:
Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!
vlēēgvélt (Q117p Nieuwenhagen)
|
het grote, effen terrein met verharde banen van waaraf vliegtuigen kunnen opstijgen en waar zij weer kunnen landen [vliegveld, vliegplein] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24980 |
vlijns, geelbruine aarde |
lss:
(= lichtgele klei of roodgeel).
löss (Q117p Nieuwenhagen)
|
geelbruine aarde tussen bruine grond en leem in [vlijns, vlijst] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24392 |
vlinder |
kapel:
kapɛl (Q117p Nieuwenhagen),
pepel:
pieëpel (Q117p Nieuwenhagen),
schmetterling (du.):
šmɛtərleŋ (Q117p Nieuwenhagen),
vietsvogel:
vietsvūgel (Q117p Nieuwenhagen),
witvogel:
wietvoeëgel (Q117p Nieuwenhagen)
|
vlinder [GV Gr (1935)], [Roukens 03 (1937)] || vlinder, algemeen [DC 18 (1950)] || vlinder, pepel [RND]
III-4-2
|
18701 |
vlinderdasje |
nondejuke:
non de juuke (Q117p Nieuwenhagen)
|
vlinderstropdas [nondejuuke, striekske] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
24396 |
vlo (enk.) |
vlo:
vloë (Q117p Nieuwenhagen, ...
Q117p Nieuwenhagen),
vlôê (Q117p Nieuwenhagen, ...
Q117p Nieuwenhagen)
|
mensenvlo [N 26 (1964)] || vlo (znw enk) [foekket, zjwarte riejer] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
24395 |
vlo (mv., fon.) |
vlun:
vluë (Q117p Nieuwenhagen),
vluuien:
vlûûje (Q117p Nieuwenhagen)
|
vlo (znw mv) [N 26 (1964)]
III-4-2
|
24964 |
vloed, hoogtij |
hoogwater:
hōēëg waatər (Q117p Nieuwenhagen),
vloed:
vlŏĕt (Q117p Nieuwenhagen)
|
vloed, wassen van het water van de zee en de toestand van hoog water [bovenwater, hoog tij] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
34365 |
vloeibaar varkensvoer |
brijtsel:
bręɛtsǝl (Q117p Nieuwenhagen),
spoeling:
špø̄leŋ (Q117p Nieuwenhagen),
spoelsel:
špø̄lsǝl (Q117p Nieuwenhagen)
|
[N 76, 38; N 76, 39; monogr.]
I-12
|
21784 |
vloek |
vloek:
inne vlook (Q117p Nieuwenhagen, ...
Q117p Nieuwenhagen,
Q117p Nieuwenhagen),
vlōōk (Q117p Nieuwenhagen, ...
Q117p Nieuwenhagen,
Q117p Nieuwenhagen,
Q117p Nieuwenhagen)
|
een uitdrukking die een verwensing, vooral een godslastering behelst [vloek, kneerp] [N 85 (1981)] || een vloek [hiemmeltsakker] [N 96D (1990)] || Een vloek [hiemmeltsakker]. [N 96D (1989)]
III-3-1, III-3-3
|
21395 |
vloeken |
sakkeren:
sàkkərə (Q117p Nieuwenhagen),
vloeken:
vloke (Q117p Nieuwenhagen, ...
Q117p Nieuwenhagen,
Q117p Nieuwenhagen),
vlōōke (Q117p Nieuwenhagen, ...
Q117p Nieuwenhagen,
Q117p Nieuwenhagen),
vlōōkə (Q117p Nieuwenhagen)
|
godslasterende woorden uitspreken [vloeken, parlesanten, godverren, nonnen, sjamfoeteren, bidden, sakken] [N 85 (1981)] || vloeken [N 96D (1990)] || Vloeken. [N 96D (1989)]
III-3-1, III-3-3
|