id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
17943 | waggelen | strompelen: strompele (Nieuwenhagen) | lopen: onvast, wankelend lopen [stroemele, striemele, strampele] [N 10 (1961)] III-1-2 |
21162 | wagon | wagon (<eng.): Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft! wágòng (Nieuwenhagen) | een spoorwagen [wagon, cabine] [N 90 (1982)] III-3-1 |
17845 | wakker | wakker: wàkkər (Nieuwenhagen) | Wakker: niet slapend (wakker, snuig). [N 84 (1981)] III-1-2 |
19477 | walm | kwalm: kwàlləm (Nieuwenhagen) | dikke vettige damp of rook (walm, kwalm, blaak, zwalm, galm) [N 90 (1982)] III-2-1 |
31478 | walsmachine, pijpenwals | pijpenwalsmachine: pīpǝwalsmašiŋ (Nieuwenhagen) | In het algemeen een machine waarmee plaatmateriaal tot cilinders gebogen kan worden. De walsmachine wordt vooral gebruikt bij het vervaardigen van buizen, pijpen en kachelpijpen. De machine bestaat doorgaans uit twee of drie walsrollen waartussen de vlakke strook metaalplaat tot pijp of goot gebogen wordt. Zie ook afb. 169. [N 33, 218; N 33, 239; N 64, 10a] II-11 |
18692 | wambuis | stoep: stuup (Nieuwenhagen) | wambuis, kort tot het middel reikend overkledingstuk [wammes, buis, buist, sent] [N 23 (1964)] III-1-3 |
25525 | wan | wan: wan (Nieuwenhagen) | De platte, aan één zijde iets uitgeholde, doorgaans van stro gevlochten korf met twee oren die men gebruikte voor het wannen met natuurlijke wind. Zie afbeelding 13. [N 14, 38a; JG 1a, 1b, 2c; R 3, 64; monogr.; add. uit N 14, 37] I-4 |
17929 | wandelen | lopen: [alg. lopen] lōōpə (Nieuwenhagen), spazieren (du.): sjpàtsēērə (Nieuwenhagen), spatseere (Nieuwenhagen, ... ) | lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] || Wandelen: gemakkelijk en zonder zich in te spannen gaan (wandelen, kuieren, kachelen, tuinen). [N 84 (1981)] III-1-2 |
24346 | wandluis | wandluis: wantloes (Nieuwenhagen), wants: wantse (Nieuwenhagen) | wandluis, weegluis, het platte bloedzuigende insect dat zich overdag schuilhoudt in naden en spleten van houten vloeren enz. [wanlöws, platte pose, bertelemees] [N 26 (1964)] III-4-2 |
18268 | want | want: wante (Nieuwenhagen) | wanten, met duim maar zonder vingers [N 23 (1964)] III-1-3 |