28141 |
watergalerij |
watergalerij:
wātǝrgalǝrej (Q117p Nieuwenhagen
[(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]
[Maurits])
|
Galerij die alleen dient voor het verzamelen, volgens de invuller uit Q 113 daarnaast ook voor de afvoer van mijnwater als uitbreiding van de schachtput (zie ook het lemma Schachtput). [N 95, 378; monogr.]
II-5
|
28142 |
watergoot |
watergoot:
wātǝrgøt (Q117p Nieuwenhagen
[(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]
[Eisden]),
zouw:
zaw (Q117p Nieuwenhagen
[(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]
[Maurits]),
zǫw (Q117p Nieuwenhagen
[(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]
[Laura, Julia])
|
Open watergoot die beneden langs de zijwand van de steengang of galerij loopt. De goot ligt lager dan de rest van de vloer van de gang en wordt meteen bij het drijven ervan meegeschoten. [N 95, 787; N 95, 790; monogr.]
II-5
|
24273 |
waterhoen |
waterhoentje:
waterhuntje (Q117p Nieuwenhagen)
|
waterhoen (33 rode bles en wit onder de staart, die vaak wordt opgewipt; algemeen [N 09 (1961)]
III-4-1
|
20484 |
waterige kost |
broei:
bruj (Q117p Nieuwenhagen)
|
slobber; Hoe noemt U: Waterachtig voedsel (zwans, zwadder, zwadderatie, slidder, slierp, slobber, slobbering) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21212 |
waterleiding |
waterleiding:
Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!
wāātərleidĭng (Q117p Nieuwenhagen)
|
het stelsel van buizen waardoor drinkwater naar huizen geleid wordt [lei] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
30082 |
waterpas |
waterpas:
wātǝrpas (Q117p Nieuwenhagen)
|
Toestel waarmee gecontroleerd kan worden of iets horizontaal is. Zie ook afb. 89. Zie voor een beschrijving van een luchtbelwaterpas ook het lemma "waterpas" in Wld II.9, pag. 59-60. [N 64, 85a]
II-11
|
18128 |
waterpokken |
pokken:
pòkkə (Q117p Nieuwenhagen),
waterpokken:
wāātərpòkkə (Q117p Nieuwenhagen)
|
Waterpokken: besmettelijke ziekte waarbij rode vlekjes op de huid ontstaan die in blaartjes overgaan (windpokken, wijnpokken, respok). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
31336 |
waterpomptang |
waterpomptang:
wātǝrpomptaŋ (Q117p Nieuwenhagen)
|
Stalen, verstelbare tang voor het vastgrijpen en monteren van pijpmateriaal, het vast- en losdraaien van moeren, etc. De tang heeft een getande, ronde bek waarmee het materiaal kan worden vastgeklemd. De afstand tussen de bekken van de tang is verstelbaar. Zie ook afb. 69. [N 33, 177; N 64, 52; monogr.]
II-11
|
33631 |
waterput |
put:
pøt (Q117p Nieuwenhagen, ...
Q117p Nieuwenhagen)
|
[RND 08] [Roukens 03 (1937)]
I-7
|
24398 |
waterspin |
snijder:
schnieder (Q117p Nieuwenhagen),
waterspin:
watersjpin (Q117p Nieuwenhagen)
|
waterspin [N 26 (1964)]
III-4-2
|