e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nieuwenhagen

Overzicht

Gevonden: 4514
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zuigbuis zuigbuis: zȳx˱bȳs (Nieuwenhagen) De buis aan de onderzijde van het pomphuis die in de op te pompen vloeistof wordt geplaatst. Zie ook afb. 236a. Met de term pomp(en)buisje werd in L 423 het roodkoperen buisje aangeduid dat de verbinding vormde tussen het slotstuk en de zuigbuis. Het was aan de onderzijde voorzien van een sierbandje. Men noemde dit de knoop (knqp). [N 64, 133f; N 66, 49f] II-11
zuigen zuigen: zoege (Nieuwenhagen, ... ) limonade door een rietje zuigen [DC 35 (1963)] || zuigen [suuke, snekke] [N 10 (1961)] III-2-3
zuigerklep voetklep: vōtklɛp (Nieuwenhagen) De (leren) klep in de pompzuiger van een zuigpomp die zich opent bij de neergaande beweging van de zuiger. Zie ook afb. 236a en 241. Volgens de invuller uit L 329 was er aan het slotleer een slotlood (slq.tlɛüt) bevestigd.' [N 64, 133k; N 66, 49k; monogr.] II-11
zuigerstang zuigerstang: zȳgǝrštaŋ (Nieuwenhagen) De metalen stang waaraan de pompzuiger is bevestigd. [N 64, 1331; N 66, 491] II-11
zuigerstuk zuigerstuk: zȳgǝrštøk (Nieuwenhagen) Dat gedeelte van het pomphuis waarin de pompzuiger zich bevindt. [N 64, 133j; N 66, 49j] II-11
zuigfles fles: də flèsj (Nieuwenhagen) zuigfles; een fles met speen om zuigelingen met melk te voeden [teuter, lots, tutter, teuterfles] [N 86 (1981)] III-2-2
zuigleidingfilter filterlok: feltǝrlǭǝk (Nieuwenhagen) Filter in de zuigleiding van een handpomp. Het bestaat doorgaans uit een buis waarin een groot aantal gaten met een doorsnede van ongeveer 1 cm zijn geboord. De gaten zijn bedekt met fijn filtergaas. Tijdens het heien wordt ter beschermingvan het filtergaas een dunne koperen buis over het filter geschoven. Om het inslaan van het filter in de bodem te vergemakkelijken, wordt aan de onderzijde van de buis een puntstuk geschroefd, terwijl aan de bovenzijde ter bescherming een heikap wordt aangebracht. Zieook afb. 244a-d. [N 64, 133v; N 66, 49v] II-11
zuigperspomp zuigperspomp: zūxpēšpomp (Nieuwenhagen) Zuigpomp waarbij een luchtketel is aangebracht. De waterafvoer van zuigpompen is sterk wisselend. Om een meer gelijkmatige waterafgifte te verkrijgen wordt daarom vaak aan de perszijde van de pomp een ten dele met luchtgevulde ketel aangebracht. Zie ook afb. 238 en het lemma ɛluchtketelɛ.' [N 64, 133d; N 66, 49d] II-11
zuigpomp handpomp: haqkpomp (Nieuwenhagen), lenspomp: lɛnspomp (Nieuwenhagen), sleeppomp: slēppomp (Nieuwenhagen) Pomp met zuiger en slot waarmee men vloeistoffen oppompt. De zuigpomp bestaat uit een cilindervormig pomphuis waarin de pompzuiger op en neer kan worden bewogen. Het onderste taps toelopende uiteinde van het pomphuis bevat de pompklep. De zuiger wordt met behulp van een pompzwengel in beweging gebracht en zuigt bij het omhooggaan het water aan. De pompklep is dan geopend. Wanneer de zuiger naar beneden wordt gedrukt, sluit de pompklep en stroomt het water via een in de zuiger aangebrachte (leren) klep naar de pompuitloop. Vgl. ook afb. 236 en de volgende lemmata waarin vooral de onderdelen van de zuigpomp worden behandeld. [N 64, 133b; N 64, 133w; N 66, 49b; N 66, 49w] II-11
zuinig knausetig: Van Dale (DN): knauserig, krenterig, gierig.  knāūsətĭg (Nieuwenhagen), zuinig: zūunig (Nieuwenhagen) van zijn bezit telkens een zo klein mogelijk gedeelte uitgevend om te sparen [zuinig, econoom, civiel, benauwd, kiem] [N 89 (1982)] III-3-1