31631 |
zuigbuis |
zuigbuis:
zȳx˱bȳs (Q117p Nieuwenhagen)
|
De buis aan de onderzijde van het pomphuis die in de op te pompen vloeistof wordt geplaatst. Zie ook afb. 236a. Met de term pomp(en)buisje werd in L 423 het roodkoperen buisje aangeduid dat de verbinding vormde tussen het slotstuk en de zuigbuis. Het was aan de onderzijde voorzien van een sierbandje. Men noemde dit de knoop (knqp). [N 64, 133f; N 66, 49f]
II-11
|
21072 |
zuigen |
zuigen:
zoege (Q117p Nieuwenhagen, ...
Q117p Nieuwenhagen,
Q117p Nieuwenhagen,
Q117p Nieuwenhagen)
|
limonade door een rietje zuigen [DC 35 (1963)] || zuigen [suuke, snekke] [N 10 (1961)]
III-2-3
|
31642 |
zuigerklep |
voetklep:
vōtklɛp (Q117p Nieuwenhagen)
|
De (leren) klep in de pompzuiger van een zuigpomp die zich opent bij de neergaande beweging van de zuiger. Zie ook afb. 236a en 241. Volgens de invuller uit L 329 was er aan het slotleer een slotlood (slq.tlɛüt) bevestigd.' [N 64, 133k; N 66, 49k; monogr.]
II-11
|
31640 |
zuigerstang |
zuigerstang:
zȳgǝrštaŋ (Q117p Nieuwenhagen)
|
De metalen stang waaraan de pompzuiger is bevestigd. [N 64, 1331; N 66, 491]
II-11
|
31635 |
zuigerstuk |
zuigerstuk:
zȳgǝrštøk (Q117p Nieuwenhagen)
|
Dat gedeelte van het pomphuis waarin de pompzuiger zich bevindt. [N 64, 133j; N 66, 49j]
II-11
|
20286 |
zuigfles |
fles:
də flèsj (Q117p Nieuwenhagen)
|
zuigfles; een fles met speen om zuigelingen met melk te voeden [teuter, lots, tutter, teuterfles] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
31653 |
zuigleidingfilter |
filterlok:
feltǝrlǭǝk (Q117p Nieuwenhagen)
|
Filter in de zuigleiding van een handpomp. Het bestaat doorgaans uit een buis waarin een groot aantal gaten met een doorsnede van ongeveer 1 cm zijn geboord. De gaten zijn bedekt met fijn filtergaas. Tijdens het heien wordt ter beschermingvan het filtergaas een dunne koperen buis over het filter geschoven. Om het inslaan van het filter in de bodem te vergemakkelijken, wordt aan de onderzijde van de buis een puntstuk geschroefd, terwijl aan de bovenzijde ter bescherming een heikap wordt aangebracht. Zieook afb. 244a-d. [N 64, 133v; N 66, 49v]
II-11
|
31629 |
zuigperspomp |
zuigperspomp:
zūxpēšpomp (Q117p Nieuwenhagen)
|
Zuigpomp waarbij een luchtketel is aangebracht. De waterafvoer van zuigpompen is sterk wisselend. Om een meer gelijkmatige waterafgifte te verkrijgen wordt daarom vaak aan de perszijde van de pomp een ten dele met luchtgevulde ketel aangebracht. Zie ook afb. 238 en het lemma ɛluchtketelɛ.' [N 64, 133d; N 66, 49d]
II-11
|
31627 |
zuigpomp |
handpomp:
haqkpomp (Q117p Nieuwenhagen),
lenspomp:
lɛnspomp (Q117p Nieuwenhagen),
sleeppomp:
slēppomp (Q117p Nieuwenhagen)
|
Pomp met zuiger en slot waarmee men vloeistoffen oppompt. De zuigpomp bestaat uit een cilindervormig pomphuis waarin de pompzuiger op en neer kan worden bewogen. Het onderste taps toelopende uiteinde van het pomphuis bevat de pompklep. De zuiger wordt met behulp van een pompzwengel in beweging gebracht en zuigt bij het omhooggaan het water aan. De pompklep is dan geopend. Wanneer de zuiger naar beneden wordt gedrukt, sluit de pompklep en stroomt het water via een in de zuiger aangebrachte (leren) klep naar de pompuitloop. Vgl. ook afb. 236 en de volgende lemmata waarin vooral de onderdelen van de zuigpomp worden behandeld. [N 64, 133b; N 64, 133w; N 66, 49b; N 66, 49w]
II-11
|
21324 |
zuinig |
knausetig:
Van Dale (DN): knauserig, krenterig, gierig.
knāūsətĭg (Q117p Nieuwenhagen),
zuinig:
zūunig (Q117p Nieuwenhagen)
|
van zijn bezit telkens een zo klein mogelijk gedeelte uitgevend om te sparen [zuinig, econoom, civiel, benauwd, kiem] [N 89 (1982)]
III-3-1
|