23561 |
zwaaien met het wierookvat |
het wierooksvat zwengelen:
t wierooksvāāt sjwūngele (Q117p Nieuwenhagen),
het wierooksvat zwingen:
t wierooksvāāt sjweenge (Q117p Nieuwenhagen),
het wierookvat zwengelen:
t wierookvāāt sjwūngele (Q117p Nieuwenhagen),
het wierookvat zwenken:
??
t wierookvāāt sjweenge (Q117p Nieuwenhagen),
met het wierooksvat zwengelen:
mit t wierooksvaat sjwungele (Q117p Nieuwenhagen)
|
(met) het wierookvat zwaaien. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
29944 |
zwaaihaak |
dobbele winkelhaak:
dubǝlǝ weŋkǝlhǭǝk (Q117p Nieuwenhagen),
zwenkhaak:
žwęŋkhǭǝk (Q117p Nieuwenhagen
[(mv žwęŋkhø̜̄k -- enkel en dubbel)]
)
|
Winkelhaak waarvan de benen beweegbaar zijn. De zwaaihaak bestaat doorgaans uit een huis en een veer die scharnierend met elkaar verbonden zijn. Met een schroef kan men de veer in de gewenste hoek vastzetten. Men onderscheidt de enkele en de dubbele zwaaihaak. De eerste is L-vormig, de tweede heeft de vorm van een T. De zwaaihaak wordt gebruikt om hoeken op te meten en af te tekenen. Zie ook het lemma "zwaaihaak" in Wld II.9, pag. 11-12 en afb. 78. [N 33, 318b; N 64, 79a]
II-11
|
18160 |
zwachtel |
zwachtel:
zjwàgtəl (Q117p Nieuwenhagen)
|
Zwachtel: lange, smalle strook dun linnen of verbandgaas bijv. voor het verbinden van een wond (windel, vees). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20355 |
zwager |
zwager:
drie lettergrepen"; neen
sjwoëger (Q117p Nieuwenhagen)
|
zwager (schoonbroeder Bestaan er verschillende woorden voor den broeder van den man of de vrouw, en den man van de zuster? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
17972 |
zwak, ongezond |
week:
wēēk (Q117p Nieuwenhagen),
zwak:
sjwāāk (Q117p Nieuwenhagen)
|
Zwak: niet sterk, met weinig weerstand (fijn, krank, week, zwak). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17745 |
zwak, slap |
zwak:
sjwāāk (Q117p Nieuwenhagen),
šwaak (Q117p Nieuwenhagen),
šwāk (Q117p Nieuwenhagen)
|
zwak [DC 02 (1932)] || Zwak, slap: gering van lichaamsvermogen, niet sterk (zwak, min, slap). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
24285 |
zwaluwstaart |
zwarbelstaart:
sjwōrbəlsjtāts (Q117p Nieuwenhagen)
|
de staart van zwaluwachtige vogels [N 83 (1981)]
III-4-1
|
32038 |
zwaluwstaartverbinding |
zwaluwstaart:
šwālywštart (Q117p Nieuwenhagen)
|
In het algemeen een verbinding waarbij een soort pen, uitgesneden in de vorm van een zwaluwstaart aan het einde van het ene stuk hout, wordt gevoegd in een inkeping van dezelfde vorm aan het einde van het andere stuk. Zie ook afb. 133. [N 54, 55a; A 18, 39e; monogr.]
II-12
|
27339 |
zware hamer |
zware hamer:
šwoarǝ hāmǝr (Q117p Nieuwenhagen
[(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Voorhamer, grote moker. Het woordtype "mottek" (Q 121b, Q 202) is een verbastering van het Poolse mtottek. De term "meesterhouwer" (Q 21) was op de mijn Maurits een spottende benaming voor een zware hamer. [N 95, 739; monogr.]
II-5
|
18537 |
zwart pak |
zwart pak:
schwat pak (Q117p Nieuwenhagen)
|
pak, zwart ~, bestaande uit korte jas, vest en gestreepte broek [N 23 (1964)]
III-1-3
|