23643 |
canonborden |
canonschilden:
de kāānonsjilder (Q117p Nieuwenhagen)
|
De canonborden op het altaar. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18557 |
capuchon |
kap:
kap (Q117p Nieuwenhagen)
|
capuchon van een regenmantel [tröt] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
22423 |
carambole |
carambole (fr.):
karamboͅl (Q117p Nieuwenhagen)
|
Het raken van de rode bal en één van de beide witte met de andere witte bal waarmee gespeeld wordt in een bepaald biljartspel [carambole, karbel, kerbol, karbelhouwogen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18067 |
cariës |
wolf:
wōlf (Q117p Nieuwenhagen)
|
Cariës: tandbederf, langzame vernietiging van het glazuur van de tand (wolf, cariës). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
22439 |
carnavalsoptocht |
optocht:
oͅptoͅx (Q117p Nieuwenhagen),
zug (du.):
tsoͅx (Q117p Nieuwenhagen)
|
De optocht met carnaval [cavalcade]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22678 |
castagnetten |
kleppers:
kleͅpər (Q117p Nieuwenhagen)
|
De twee bolletjes van hout of ivoor die men aan de vingers bindt en tegen elkaar slaat [klepperkens, klepper, castagnetten]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
33749 |
castreren |
snijden:
šnīi̯ǝ (Q117p Nieuwenhagen)
|
Het varken onvruchtbaar maken. Mannelijke varkens castreert men door ze de teelballen weg te nemen. [N 76, 44; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
23886 |
catechismus |
catechismus:
kàttəgismŭs (Q117p Nieuwenhagen),
kinderleer:
de kingerlieër (Q117p Nieuwenhagen),
leer:
də līēër (Q117p Nieuwenhagen)
|
De katechismus, de christelijke leer, de kristenleer, de kinderleer [de kienderlieër, kristelier]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23887 |
catechismusboekje |
catechismus:
kattegismes (Q117p Nieuwenhagen),
kattegismus (Q117p Nieuwenhagen)
|
Het boekje [kategèssemes, kategèsm, katejismes]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23889 |
catechismusles |
catechismusles:
kattegismesles (Q117p Nieuwenhagen),
kattegismuslès (Q117p Nieuwenhagen)
|
Het onderricht, katechismusles in de kerk of op school. [N 96D (1989)]
III-3-3
|