e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nieuwenhagen

Overzicht

Gevonden: 4514
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de roepen krijgen afgeroepen worden: āāfgerōōpe wééëde (Nieuwenhagen), in de roepen zijn: in de reup zieë (Nieuwenhagen) De roepen krijgen, afgeroepen worden in de kerk, "onder de geboden staan", "onder de roepen zijn", "in de roepen gaan". [N 96D (1989)] III-3-3
de rozenkrans bidden bij een overledene dodenwake: de doeëdewaak (Nieuwenhagen) De Rozenkrans (= 3 Rozenhoedjes) bidden bij een overledene. [N 96B (1989)] III-3-3
de snoeren belichten afluchten: āfløxtǝ (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Domaniale]) Met name het tweede richtingssnoer belichten. Zie verder de toelichting bij het lemma Langs De Snoeren Kijken. [N 95, 852] II-5
de stok schieten opschieten: opšētǝ (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Bij de aanleg van een galerij het gesteente met behulp van springstof verwijderen om op deze wijze voldoende galerijhoogte te verkrijgen. Deze handeling vindt plaats nadat de koollaag ter breedte van de galerij en over voldoende diepte is weggenomen (zie ook het lemma De Stok Vrijmaken). [N 95, 430; N 95, 435] II-5
de stok vrijmaken (de) stok vrijmaken: štǫk vręjmākǝ (Nieuwenhagen  [(Laura / Julia)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) De steenkool ter breedte van de galerij en over voldoende diepte wegnemen. De invuller uit Q 33 merkt daarover op dat men deze term op de mijn Emma tot ongeveer 1958 gebruikte. [N 95, 392; monogr.] II-5
de stuipen hebben de stuipen hebben: də sjtuuëpə hāān (Nieuwenhagen) stuipen: De stuipen hebben: een aanval van stuipen hebben (spinneweven, spinnevoeten, stuiptrekken, in de gaven liggen). [N 84 (1981)] III-1-2
de tafel afruimen de dis afruimen: d⁄r dŭsj āāfrūūmə (Nieuwenhagen) Wat is bij u de uitdrukking voor \'de tafel afruimen\'? (afvegen, afkuisen) [N 104 (2000)] III-2-1
de tafel dekken de dis dekken: d⁄r dusj dekke (Nieuwenhagen), dekken: dekke (Nieuwenhagen) tafel dekken; Hoe noemt U: De tafel dekken (rechten dekken) [N 80 (1980)] III-2-1
de toog aankrijgen gekleed worden: geklĭjt wééëde (Nieuwenhagen), ingekleed worden: igeklĭjt wééëde (Nieuwenhagen), igge kleijd weëde (Nieuwenhagen) De toog/het habijt aankrijgen, gekleed worden. [N 96D (1989)] III-3-3
de was blauwen op de blauw leggen: ŏp de blŭj lèggə (Nieuwenhagen) Wat is bij u de uitdrukking voor \'de was blauwen\'? (blauwen, blauwselen) [N 104 (2000)] III-2-1