e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nieuwenhagen

Overzicht

Gevonden: 4514
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dekhamer kaphamer: kaphāmǝr (Nieuwenhagen  [(om pannen te bekappen)]  ) Hamer waarvan de kop aan één kant een dik vierkant uiteinde heeft en aan de andere kant een kleine bijl. De dekhamer wordt door de dakdekker en de strodekker gebruikt om latten te bevestigen en in te korten. [N F, 14; N 64, 142] II-9
dekken dekken: dękǝ (Nieuwenhagen), WBD/WLD  dèkkə (Nieuwenhagen), rammelen: WBD/WLD  rammələ (Nieuwenhagen), tredenen: WBD/WLD konijnen!  tréénə (Nieuwenhagen) Het bevruchten van het vrouwelijk varken door het mannelijk varken. [N 19, 30; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 43, 20b; monogr.] || Hoe noemt u het vrouwelijke dier bevruchten (dekken, rijden, springen, remmelen) [N 83 (1981)] I-12, III-4-2
deksel van een doodskist deksel: dèksəl (Nieuwenhagen) het deksel van een doodskist [scheel, roef] [N 87 (1981)] III-2-2
den den: WBD/WLD  dèn (Nieuwenhagen), grove den: WBD/WLD  grāōfdèn (Nieuwenhagen), spar: WBD/WLD  sjpàr (Nieuwenhagen) De den (in het bijzonder de grove den) (den, del, mast, spar). [N 82 (1981)] III-4-3
denken denken: dinke (Nieuwenhagen) denken: Je moet er nog maar eens over - [DC 35 (1963)] III-1-4
dennenappel dennenappel: WBD/WLD  dènnəàppəl (Nieuwenhagen), dennenkuif: WBD/WLD  dènnəkōēf (Nieuwenhagen) De vrucht van een den, denne-appel (prop, bol, kegel, knop, fobbes, kroot, krutje, rots, dop, papekul, noot, kooi, tod, pil, appel). [N 82 (1981)] III-4-3
dennenwortel wortel: WBD/WLD  wòttəl (Nieuwenhagen) De wortel van een denneboom (puist, stronk, wortel, stol). [N 82 (1981)] III-4-3
desemen desemen: deeseme (Nieuwenhagen) desemen; Hoe noemt U: Zuurdeeg in het beslag voor brood doen, desemen (zuren, mengen, desemen, het zuur zetten) [N 80 (1980)] III-2-3
deugd deugd: deug (Nieuwenhagen), tugend (du.): tōēgant (Nieuwenhagen) Deugd. [N 96D (1989)] III-3-3
deugdzaam deugdzaam: deugzāām (Nieuwenhagen) Deugdzaam. [N 96D (1989)] III-3-3