e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nieuwenhagen

Overzicht

Gevonden: 4514
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
door een staand gewas lopen struinen: sjtruinə (Nieuwenhagen) lopen: Door een staand gewas lopen (spolken). [N 84 (1981)] III-1-2
door elkaar, verward dooreengemischt: dŭrgēēmiĕsjə (Nieuwenhagen), ongeregeld: ŏngərēēgəlt (Nieuwenhagen) niet volgens vaste regels geschikt [ongeregeld, onverschillig] [N 91 (1982)] || op ongeregelde wijze dooreengemengd [verward, verstreuveld] [N 91 (1982)] III-4-4
door water het lopen met schoeisel aan dabberen: dabbere (Nieuwenhagen), door het water pratsen: durch t water pratsje (Nieuwenhagen) lopen: met schoenen of klompen door het water lopen [daawele, dabbere, bettere] [N 10 (1961)] III-1-2
doordeweekse (werk)schort blauwe scholk: blauwe scholluk (Nieuwenhagen) schort, blauwlinnen (werk) ~ voor door de week [N 24 (1964)] III-1-3
doordeweekse kleren werkendaagse kleren: werkedaagse kléjer (Nieuwenhagen) door-de-weekse kleren [t s werkendagse dinge, werkdinge] [N 23 (1964)] III-1-3
doordeweekse mis durchdeweekse mis: durg-de-wééëkse mèès (Nieuwenhagen), ing durch-de weëkse mès (Nieuwenhagen) Een door-de-weekse mis. [N 96B (1989)] III-3-3
doordrenken, nat maken platsen: plátsjə (Nieuwenhagen), weken: wēēkə (Nieuwenhagen) met een vloeistof doordrenken; nat maken [platsen, pletsen, plodderen] [N 91 (1982)] III-4-4
doorgroeide, aangebrande kool aangebrande kool: āgǝbraŋdǝ kǭl (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Kool die slecht loslaat van dak of vloer. "Op de overgang van de koollaag en het gesteente in het dak en op de vloer zijn meestal spiegelgladde vlakken aanwezig. Door deze glijvlakken wordt het loslaten van de kool van dak en vloer vergemakkelijkt. Indien de glijvlakken ontbreken spreken we van "aangebrande kool" (MBK III pag. 23). [N 95, 528; monogr.] II-5
doorhouw doorslag: dørxšlāx (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Laura, Julia]), doortog: dørxtsox (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Laura, Julia]), ophouw: ophōw (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Laura, Julia]), ophǫw (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Laura, Julia]) Een in de koollaag gedreven nauwe verbindingsgang van tijdelijke aard die twee mijngangen met elkaar verbindt. Een doorhouw wordt meestal aangelegd als voorbereiding voor een nieuwe pijler. De breedte van een doorhouw varieert van 2 m tot 2.5 m. Het woordtype "ophouw" duidt een doorhouw aan die vanuit een grondgalerij in opwaartse richting wordt gedreven, terwijl de opgave "afhouw" uit Q 121 op de Domaniale mijn werd gebruikt voor een doorhouw die van een hoger gelegen galerij in de richting van de grondgalerij werd gedreven. In de mijn van Eisden kent men volgens de invuller uit Q 7 daarvoor respektievelijk de termen "montage" en "vallei". [N 95, 182; N 95, 477; N 95, 517; N 95, 478; N 95, 478; monogr.; Vwo 239; Vwo 286; Vwo 528; Vwo 566] II-5
doorn doorn: doorn (Nieuwenhagen) Het losse, al dan niet in een conische punt uitlopende, metalen blokje dat bij het maken van flenzen in het uiteinde van de pijp wordt geslagen of gedraaid. [N 64, 121c] II-11