24477 |
doorn, stekel |
doorn (mv.):
døər (Q117p Nieuwenhagen)
|
doornen [RND]
III-4-3
|
23738 |
doornenkroon |
doornenkroon:
deurekrōēën (Q117p Nieuwenhagen),
kroon van doornen:
de kroeën va döër (Q117p Nieuwenhagen)
|
De doornenkroon, een kroon van doornen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20398 |
dopeling |
doopkind:
dēūpkink (Q117p Nieuwenhagen, ...
Q117p Nieuwenhagen),
doopkindje:
t deupkindje (Q117p Nieuwenhagen, ...
Q117p Nieuwenhagen,
Q117p Nieuwenhagen,
Q117p Nieuwenhagen,
Q117p Nieuwenhagen)
|
de dopeling, het doopkind [N 96D (1989)] || het doopkleed, de doopjurk [N 96D (1989)] || het plein vóór de kerk [kerkplaats, kerkplein, plei] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
20848 |
dopen |
dopen:
deupe (Q117p Nieuwenhagen),
dēūpe (Q117p Nieuwenhagen),
dø.pə (Q117p Nieuwenhagen, ...
Q117p Nieuwenhagen)
|
doopen (dopen) [RND] || dopen [RND] || Dopen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
33521 |
doperwten |
doperwten:
WBD/WLD
dòp-èrtə (Q117p Nieuwenhagen)
|
De jonge erwten die uit de dop gehaald moeten worden; doperwt (poolerwt, dopper, doperwt, pelerwt). [N 82 (1981)]
I-7
|
31501 |
dopper |
dophamer:
dǫphāmǝr (Q117p Nieuwenhagen),
dopper:
dǫpǝr (Q117p Nieuwenhagen)
|
Soort stempel met aan één uiteinde een ronde uitholling die wordt gebruikt om de kop van klinknagels af te ronden. Diverse zegslieden kennen doppers van verschillende afmetingen, afhankelijk van de grootte van de klinknagel. Soms zijn de functies van ophaler en dopper in één werktuig gecombineerd. Zie ook afb. 181 en de lemmata "ophaler" en "ophalen" en, in de paragraaf over de nagelsmid, het lemma "nagelijzer". Het woordtype dophamer (L 423, Q 117, Q118, Q 121c) is de benaming voor een bankhamer met een ronde baan en een pen waarin een ronde uitholling is aangebracht. Het werktuig wordt ook gebruikt voor het afronden van klinknagels. [N 33, 291a-b; N 33, 302; N 64, 39f; N 64, 74a; N 66, 6f; N 66, 20a; monogr.]
II-11
|
19991 |
dorpel |
dorpel:
dorpǝl (Q117p Nieuwenhagen)
|
Zie kaart. Horizontale laag natuursteen of bakstenen aan de onderkant van een deurkozijn. Zie ook de lemmata 'Strekkenlaag', 'Staande rollaag', 'Liggende rollaag' en 'Hardsteen'. Met de term 'stofdorpel' wordt doorgaans een extra dorpelstuk aangeduid, dat soms op de onderdorpel van een binnendeurkozijn wordt aangebracht. Zie ook het lemma 'Stofdorpel'. [N 32, 12d; A 43,18; L 5, 72; L 12, 12; L B1, 152; A 45, 31; R 3-46; monogr.; Vld]
II-9
|
21765 |
dorpsgenoot |
een uit het dorp:
inne oeët g’n dörp (Q117p Nieuwenhagen),
een van het dorp:
inne va g’n dörp (Q117p Nieuwenhagen)
|
Noem het (dialect)woord voor: mensen die in hetzelfde dorp wonen als u? [dorpsgenoot] [N 102 (1998)]
III-3-1
|
21544 |
dorpskom |
dorp:
Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!
dörp (Q117p Nieuwenhagen),
markt:
Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!
māāt (Q117p Nieuwenhagen),
midden:
Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!
mĭddə (Q117p Nieuwenhagen)
|
het centrum van het dorp [dorpskom, dorp, singel, rink, baroniet, plaats] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21710 |
dorpsplein |
plein:
Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!
plēi (Q117p Nieuwenhagen)
|
een groot plein in het midden van een dorp [bist, biest, aries] [N 90 (1982)]
III-3-1
|