21153 |
dreef |
laan:
lāān (Q117p Nieuwenhagen)
|
een weg aan met beide zijden een of meer rijen bomen (dreef, dreeft, laan,laning, lei) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18877 |
drenzen |
jammeren:
jīēmərə (Q117p Nieuwenhagen),
jengelen:
jéngələ (Q117p Nieuwenhagen),
jengelig:
jèngəlig (Q117p Nieuwenhagen)
|
op een zeurderige toon huilen [drenzen, jengelen, janken, drammen, simmen] [N 85 (1981)] || op zeurderige toon huilen [knooiachtig, dremmerig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23727 |
drie weesgegroeten |
drie weesgegroetjes:
de dri-j weesgegroetjes (Q117p Nieuwenhagen)
|
De drie Weesgegroeten aan het begin van het Rozenhoedje of de Rozenkrans. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
31387 |
driekantige vijl |
drie-/drijhoekvijl:
drējhōǝk˲vīl (Q117p Nieuwenhagen)
|
Stalen vijl waarvan het blad driehoekig van doorsnede is en vanaf het midden naar het uiteinde iets spits toeloopt. De vijl wordt onder meer gebruikt bij het bewerken van hoeken, het ruimen van gaten en het scherpen van zaagtanden. Verschillende informanten gaven dan ook als antwoord op de vraag naar de "driekantige vijl" een variant van het woordtype zaagvijl/zagenvijl. De fonetisch gedocumenteerde gegevens hiervan zijn opgenomen in het lemma "zaagvijl". Zie ook afb. 104. [N 33, 97; N 33, 103; N 64, 53b]
II-11
|
22480 |
driekoningen |
dertienmeisen:
dàttīēënmèèsə (Q117p Nieuwenhagen),
driekoningen:
Dri-j kuëninge (Q117p Nieuwenhagen),
Drījkūūnigə (Q117p Nieuwenhagen)
|
6 januari, Driekoningen [Dreikeunige, Koningen, dortiendach]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23811 |
drievuldigheidszondag |
drievuldigheidszondag:
Dri-jvuldigheeds-zóndig (Q117p Nieuwenhagen),
Drījvuldighēētszŏndig (Q117p Nieuwenhagen)
|
De eerste zondag na Pinksteren, het feest van de H. Drieëenheid of Drievuldig-heid, Drievuldigheidszondag. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
18866 |
driftig |
kortaangebonden:
kŏt āāgəbŏngə (Q117p Nieuwenhagen)
|
vervuld van plotselinge woede of ongeduld [duftig, koppig, kort aangezet, haastig, krikkel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17939 |
driftig lopen |
vlot lopen:
flot (Q117p Nieuwenhagen),
zeer gaan:
zier (Q117p Nieuwenhagen)
|
lopen: driftig lopen [op ne staog loope] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
22655 |
drijftol |
ijsdop:
Neben sjmikdobbel.
iesdop [īzdoͅp} (Q117p Nieuwenhagen),
smikdobbel:
sjmikdobbel [šmegdoͅbəl} (Q117p Nieuwenhagen)
|
Peitschkreisel.
III-3-2
|
24939 |
drijfzand |
drijfzand:
drīēëfzank (Q117p Nieuwenhagen)
|
drijfzand, met water verzadigd zand dat rustig ligt maar waarin alles wegzakt wat er druk op uitoefent [drijf, drift, vloei, papieren zolder] [N 81 (1980)]
III-4-4
|