id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
21794 | dulden | luchten: luchtə (Nieuwenhagen), pruimen: prŭĭmə (Nieuwenhagen), uitstaan: ōētstāōë (Nieuwenhagen) | iemand dulden in zijn nabijheid, het kunnen uithouden [luchten, uithouden, uitstaan] [N 85 (1981)] III-3-1 |
18685 | dunne sjaal | sjaaltje: sjelke (Nieuwenhagen) | sjaal, dunne ~ [N 23 (1964)] III-1-3 |
18333 | dunne zwarte rouwkous | treursok: troerzökke (Nieuwenhagen) | kousen, dunne (wollen) ~ [slekke kousen] [N 24 (1964)] III-1-3 |
19311 | durfal | een met lef: innə mit lèf (Nieuwenhagen) | iemand die alles durft te doen [kadee, mannekeskneuter, durfal] [N 85 (1981)] III-1-4 |
17837 | dutje | dutje: dutjə (Nieuwenhagen), hazenslaapje: hāāzəsjlöëpkə (Nieuwenhagen) | Dut: lichte of korte slaap (dut, hazeslaap, buts, slaapje, mufs, toer). [N 84 (1981)] III-1-2 |
21418 | duur | duur: duuër (Nieuwenhagen), dūūr (Nieuwenhagen), gepeperd: gəpééëpərt (Nieuwenhagen), prijzig: prīēzig (Nieuwenhagen) | duur: Dit grote huis wordt me te -, ik ga kleiner wonen [DC 35 (1963)] || veel kostend, hoog van prijs [duur, dier, duurkopig, duurzaam, durabel, prijzig] [N 89 (1982)] III-3-1 |
17895 | duwen | duwen: dèùüjə (Nieuwenhagen) | duwen [RND] III-1-2 |
21732 | dwangbuis | dwangbuis: Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft! dwángbūūës (Nieuwenhagen) | een op de rug sluitend jasje met lange mouwen om in razernij verkerende krankzin-nigen het gebruik van hun armen te ontnemen [dwangbuis, zotkapootje] [N 90 (1982)] III-3-1 |
21165 | dwarsbalk | biels: Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft! biĕls (Nieuwenhagen) | de houten, stalen of gewapend betonnen dwarsbalk waarop de rails bevestigd zijn [biels, biel] [N 90 (1982)] III-3-1 |
23356 | dwarsbeuk | dwarsschip: dwēērsjip (Nieuwenhagen) | Het dwarsschip, de dwarsbeuk van een kruiskerk [transept?]. [N 96A (1989)] III-3-3 |