e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nieuwenhagen

Overzicht

Gevonden: 4514
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
een gelofte doen een eed doen: inne eed doeë (Nieuwenhagen), een gelofte afleggen: ing gelŭŭbde āāflégge (Nieuwenhagen) Een gelofte doen, afleggen bijv. om op bedevaart te gaan [gelaove, jelobe]. [N 96D (1989)] III-3-3
een hond vleien aanhalen: WBD/WLD  āāhaolə (Nieuwenhagen), keuren: WBD/WLD  keurə (Nieuwenhagen) Hoe noemt u een hond vleien (fluren, flemen) [N 83 (1981)] III-2-1
een huis huren huren: hure (Nieuwenhagen), pachten: pachte (Nieuwenhagen) een huis huren [DC 35 (1963)] III-2-1
een kater hebben een kater haan: inne kāāter hāān (Nieuwenhagen), een kop wie een rijthamer haan: inne kòp wie inne riethamer hāān (Nieuwenhagen) kater hebben; Hoe noemt U: Zich niet lekker voelen de dag na een flinke drinkpartij (een kater hebben) [N 80 (1980)] III-2-3
een kind op de arm dragen op haar arm dragen: ŏp dər èrrəm drāāgə (Nieuwenhagen), tuttelen: tŭttələ (Nieuwenhagen) een kind op de arm dragen [peizen] [N 87 (1981)] III-2-2
een koollaag verkennen nadrijven: nǭǝdrīvǝ (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Wanneer men een koollaag heeft aangetroffen, dan moet deze verkend worden en de koolwinning worden voorbereid. Men gaat dan onderzoeken, hoe het verloop van de koollaag is. Hiertoe maakt men in de koollaag galerijen en doortochten. Hierdoor krijgt men nagenoeg een zuiver beeld van de koollaag. Men weet hoe haar helling is op ieder punt, men kent de dikte en men weet of er storingen in voorkomen. [N 95, 189; N 95, 191; N 95, 202] II-5
een kruisje geven een goedenachtskruisje geven: gŏŏdenaagskrŭŭtske (Nieuwenhagen), een kruisje geven: e krütske geëve (Nieuwenhagen), een kruisje maken: e krütske make (Nieuwenhagen) Een kind voor het slapen gaan met de duim een kruisje geven op het voorhoofd. [N 96B (1989)] III-3-3
een kruisje op het brood maken een kruis maken onder de weg: ēē krŭŭts oonger dr wèk māāke (Nieuwenhagen), ə krŭŭts oonger dr wèk māāke (Nieuwenhagen), een kruisje maken onder het brood: e krütske ónger t broeëd make (Nieuwenhagen) Het gebruik om een brood met het mes te bekruisen, voordat men het aansnijdt; men maakte met het broodmes een kruisje aan de onderkant van het brood [n kruuske ónder de mik maake?]. [N 96B (1989)] III-3-3
een kruisteken maken n kruus maake: e krüts make (Nieuwenhagen), ēē kruuts sjlōāə (Nieuwenhagen), ēē krŭŭts māāke (Nieuwenhagen), zich bekrŭŭtsigge (Nieuwenhagen), zich zeëne (Nieuwenhagen), zich zééëgene (Nieuwenhagen), zich zééëne (Nieuwenhagen), ə kruuts sjlōāə (Nieuwenhagen) Een kruisteken maken/slaan, zich bekruisen, zich zegenen [zich bekruuse [N 96B (1989)] III-3-3
een kuil graven een lok maken: ə laoëk maakə (Nieuwenhagen), uitschachten: oetsjachtə (Nieuwenhagen) kuil, Een ~ maken (dappen). [N 84 (1981)] III-1-2