23950 |
een gelofte doen |
een eed doen:
inne eed doeë (Q117p Nieuwenhagen),
een gelofte afleggen:
ing gelŭŭbde āāflégge (Q117p Nieuwenhagen)
|
Een gelofte doen, afleggen bijv. om op bedevaart te gaan [gelaove, jelobe]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
20131 |
een hond vleien |
aanhalen:
WBD/WLD
āāhaolə (Q117p Nieuwenhagen),
keuren:
WBD/WLD
keurə (Q117p Nieuwenhagen)
|
Hoe noemt u een hond vleien (fluren, flemen) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
19855 |
een huis huren |
huren:
hure (Q117p Nieuwenhagen),
pachten:
pachte (Q117p Nieuwenhagen)
|
een huis huren [DC 35 (1963)]
III-2-1
|
20508 |
een kater hebben |
een kater haan:
inne kāāter hāān (Q117p Nieuwenhagen),
een kop wie een rijthamer haan:
inne kòp wie inne riethamer hāān (Q117p Nieuwenhagen)
|
kater hebben; Hoe noemt U: Zich niet lekker voelen de dag na een flinke drinkpartij (een kater hebben) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20175 |
een kind op de arm dragen |
op haar arm dragen:
ŏp dər èrrəm drāāgə (Q117p Nieuwenhagen),
tuttelen:
tŭttələ (Q117p Nieuwenhagen)
|
een kind op de arm dragen [peizen] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
27754 |
een koollaag verkennen |
nadrijven:
nǭǝdrīvǝ (Q117p Nieuwenhagen
[(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Wanneer men een koollaag heeft aangetroffen, dan moet deze verkend worden en de koolwinning worden voorbereid. Men gaat dan onderzoeken, hoe het verloop van de koollaag is. Hiertoe maakt men in de koollaag galerijen en doortochten. Hierdoor krijgt men nagenoeg een zuiver beeld van de koollaag. Men weet hoe haar helling is op ieder punt, men kent de dikte en men weet of er storingen in voorkomen. [N 95, 189; N 95, 191; N 95, 202]
II-5
|
23755 |
een kruisje geven |
een goedenachtskruisje geven:
gŏŏdenaagskrŭŭtske (Q117p Nieuwenhagen),
een kruisje geven:
e krütske geëve (Q117p Nieuwenhagen),
een kruisje maken:
e krütske make (Q117p Nieuwenhagen)
|
Een kind voor het slapen gaan met de duim een kruisje geven op het voorhoofd. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23707 |
een kruisje op het brood maken |
een kruis maken onder de weg:
ēē krŭŭts oonger dr wèk māāke (Q117p Nieuwenhagen),
ə krŭŭts oonger dr wèk māāke (Q117p Nieuwenhagen),
een kruisje maken onder het brood:
e krütske ónger t broeëd make (Q117p Nieuwenhagen)
|
Het gebruik om een brood met het mes te bekruisen, voordat men het aansnijdt; men maakte met het broodmes een kruisje aan de onderkant van het brood [n kruuske ónder de mik maake?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23706 |
een kruisteken maken |
n kruus maake:
e krüts make (Q117p Nieuwenhagen),
ēē kruuts sjlōāə (Q117p Nieuwenhagen),
ēē krŭŭts māāke (Q117p Nieuwenhagen),
zich bekrŭŭtsigge (Q117p Nieuwenhagen),
zich zeëne (Q117p Nieuwenhagen),
zich zééëgene (Q117p Nieuwenhagen),
zich zééëne (Q117p Nieuwenhagen),
ə kruuts sjlōāə (Q117p Nieuwenhagen)
|
Een kruisteken maken/slaan, zich bekruisen, zich zegenen [zich bekruuse [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17887 |
een kuil graven |
een lok maken:
ə laoëk maakə (Q117p Nieuwenhagen),
uitschachten:
oetsjachtə (Q117p Nieuwenhagen)
|
kuil, Een ~ maken (dappen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|