e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nieuwenhagen

Overzicht

Gevonden: 4514
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
een lelijk gezicht trekken (een) gezicht snijden: ee gezich snieje (Nieuwenhagen), gezichter snijden: gezichter sjnieje (Nieuwenhagen) grijnzen, een lelijk gezicht trekken [greeze, nen toot zette, snuit trekke, grimas maken] [N 10 (1961)] III-1-4
een miskraam krijgen een miskraam krijgen: innə miskraom krīējə (Nieuwenhagen) miskraam, Een ~ krijgen (opslagen, omslaan). [N 84 (1981)] III-2-2
een paar sokken sokken: zökke (Nieuwenhagen) kousen, paar ~ [zök, zökke] [N 24 (1964)] III-1-3
een paard beslaan beslaan: bǝšlǫǝ (Nieuwenhagen) Een paard van hoefijzers voorzien. Tijdens het beslaan wordt het paard in de hoefstal van de smidse geplaatst. De hoefsmid verwijdert eerst met behulp van de hoefhamer en de hoeftang het oude hoefijzer. Vervolgens bewerkt hij de hoef door middel van het hoefmes en de hoefrasp. Het nieuwe hoefijzer wordt gewoonlijk warm gepast. Daarvoor wordt het gelijkmatig donkerrood verhit en enige ogenblikken tegen de besneden hoef gehouden. Het ijzer moet overal dicht tegen de hoef passen; aan onverbrande plaatsen onder de hoef kan de smid zien dat deze nog met de hoefrasp moet worden bijgewerkt. Het ijzer wordt met hoefnagels aan de hoef bevestigd. De nagels worden daartoe eerst met behulp van de beslaghamer door de hoef geslagen. Dan worden de uitstekende uiteinden van de hoefnagels met de hoeftang tot op 3 mm afgeknepen. Het gedeelte van de hoefnagel dat nog uitsteekt, wordt vervolgens omgeslagen in een uitholling van de hoef die door middel van de onderkapper is gemaakt. Tot slot wordt de hoef soms nog met de hoefrasp bijgewerkt. [JG 1a; JG 1b; N 100, 17; monogr.] II-11
een pak slaag geven afdrogen: innə āāfdrūūëgə (Nieuwenhagen), een pak rammel geven: ə pàk rāmməl gééëvə (Nieuwenhagen), een pak slaag geven: ə pàk sjlééëg gaevə (Nieuwenhagen), rijten: zə innə rīēëtə (Nieuwenhagen), toffelen: zə innə toefələ (Nieuwenhagen) pak slaag geven (batteren, foeksen, foempen, juinen, kletsen, naaien, peren, rossen, smeren, vegen). [N 84 (1981)] III-1-2
een pijler aantrekken (een pijler) aantrekken: ātrękǝ (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Een pijler in produktie nemen. Volgens een invuller uit Q 121 nam men op de Domaniale mijn een pijler in produktie aan het begin van een dienst. Dan werd namelijk het transportmiddel in bedrijf gezet zodat met de ontginning kon worden gestart. De zegsman uit L 417, die invult voor de mijnen in Waterschei en Zwartberg, maakt een onderscheid tussen "een pijler laten bollen" en "een pijler demarreren". Met de eerste term bedoelt hij het voorafgaand werk dat in de pijler wordt gedaan, terwijl hij onder de tweede verstaat het in produktie nemen van de pijler. [N 95, 200; monogr.; Vwo 14; Vwo 18] II-5
een priktol bovenhands uitwerpen splijten: sjplītə (Nieuwenhagen) Een priktol [tol met een ijzeren punt die geworpen wordt] bovenhands uitwerpen, om er een andere mee te treffen [kampen, kappen, klodderen]. [N 88 (1982)] III-3-2
een riek mest klomp (mest): klomp (Nieuwenhagen) Een riek mest is de hoeveelheid mest die men in één keer met de riek kan opnemen. Die hoeveelheid is kleiner naarmate de mest meer verteerd is en daardoor gemakkelijker uiteenvalt. Van de termen die in dit lemma voorkomen, zijn er sommige (ook) van toepassing op een brok of klont mest: een aaneenklevende, weke massa goed verteerde mest. [N M, 12a; JG 1a + 1b + 2c; N 11A, 14; monogr.] I-1
een rozenhoedje bidden rozenkrans beden: dr rōēëzekrans bééëne (Nieuwenhagen), zich de rozenkrans beden: zich dr roeëzekrans beëne (Nieuwenhagen), zich dr rōēëzekrans bééëne (Nieuwenhagen) Een Rozenhoedje bidden [de roozekrans bèèje, ziech der roeëzekrans beëne?]. [N 96B (1989)] III-3-3
een spel kaarten spel: sjpeͅl (Nieuwenhagen), stok: sjtoͅk (Nieuwenhagen) Een spel kaarten [stok, spel, speul]. [N 88 (1982)] III-3-2