34154 |
niet drachtig |
muntig:
møntǝx (P117p Nieuwerkerken)
|
[JG 1a, 1b; Gwn V, 4; monogr.]
I-11
|
25391 |
niet goed gebroeid |
verzopen:
vǝrzǫpǝ (P117p Nieuwerkerken)
|
Als men bij het broeien te veel of te heet water gebruikt, is het effect averechts: de haren blijven dan erg vast op de huid zitten en laten zich niet gemakkelijk verwijderen. Opgaven als ''het varken is verbranden de huid is verbrand'' zijn versmolten tot één type "verbrand".' [N 28, 23; monogr.]
II-1
|
21104 |
niet lekker vinden |
niet eten:
verzamelfiche ook mat. van ZND 1 (a-m)
ieət (P117p Nieuwerkerken)
|
lusten (die soep lust ik niet) [ZND 30 (1939)]
III-2-3
|
25386 |
niet meteen leegbloeden |
nog bloed inhebben:
(het varken) hęi nox blut ęn (P117p Nieuwerkerken)
|
Soms bloedt een varken niet meteen leeg. omdat het niet goed gestoken is. Gevraagd was naar een uitdrukking voor dit niet meteen leegbloeden. Dit heeft voor het lemma tot gevolg gehad, dat er verschillende grammaticale categorieën te weten werkwoorden, zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden, voltooide deelwoorden en zinnetjes in voorkomen. Bij een aantal woordtypen is het varken het subject, bij andere is subject de slachter en bij de overige woordtypen is subject het bloed, de ader of het hart. Deze verdeling is in het lemma aangebracht. [N 28, 15; monogr.]
II-1
|
19455 |
noodbed, kermisbed |
paljas:
paljas (P117p Nieuwerkerken, ...
P117p Nieuwerkerken),
veldbed:
veldbed (P117p Nieuwerkerken)
|
Bed dat in tijd van nood op de grond wordt opgemaakt (kermisbed, paljas, paljas parterre) [N 79 (1979)] || noodbed, kermisbed [ZND 40 (1942)]
III-2-1
|
21122 |
noten afslaan |
noten boken:
neut booke (P117p Nieuwerkerken)
|
noten afslaan [ZND 36 (1941)]
III-2-3
|
24903 |
ochtend (vanmorgen |
ochtend:
deze mərgə (P117p Nieuwerkerken)
|
s morgens) [ZND 39 (1942)]
III-4-4
|
24900 |
ogenblikje, korte tijd, eventjes |
even:
əwa (P117p Nieuwerkerken)
|
even [ZND 34 (1940)]
III-4-4
|
23227 |
oksaal |
doksaal:
een schoon deksaal (P117p Nieuwerkerken)
|
Een schoon (d)oksaal (waar het orgel zich bevindt in de kerk). [ZND 39 (1942)]
III-3-3
|
26677 |
oliemolen |
slagmolen:
slax[molen] (P117p Nieuwerkerken)
|
Wind-, water- of rosmolen waarin uit zaden olie wordt geslagen. Het zaad wordt daartoe gekneusd met behulp van de zgn. kollergang bestaande uit twee verticaal geplaatste loperstenen. Het geplette zaad wordt in een pan verhit en vervolgens in wollen zakjes (builen) geborgen, waarna de builen in leren omslagen met een paardeharen voering gelegd worden. Het op deze wijze verpakte warme zaadmeel wordt daarna tweemaal geperst. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [JG 1a; JG 1b; Vds 15; Jan 15; Coe 5; Grof 5; monogr.; N D add.]
II-3
|