e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nieuwerkerken

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
paren van de duiven paren: pōͅrə (Nieuwerkerken) Paren [van de duiven]. [Goossens 1b (1960)] III-3-2
parochie parochie: `kerkel. gemeente met een pastoor  een parochie (Nieuwerkerken), `kerkelijke gemeente met een pastoor`  z. toel. (Nieuwerkerken) Een parochie; dit woord kan betekenen zoals in het Nederl. "kerkelijke gemeente met een pastoor"ofwel eenvoudig "dorp"; welke betekenis heeft het bij u? [ZND 40 (1942)] III-3-3
pasen pasen: poase vilt loat (Nieuwerkerken) Paschen valt laat. [ZND 34 (1940)] III-3-3
pasgeboren kalf plat kalf: plat [kalf] (Nieuwerkerken) [N 3A, 15 en 20; N C, 6; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
pastoor pastoor (<lat.): pastu:ər (Nieuwerkerken) pastoor [RND] III-3-3
pater pater (lat.): poͅ:ətər (Nieuwerkerken) pater [RND] III-3-3
patroonheilige, kerkpatroon patroon (<fr.): 1) een heilige (m)  inne patroeən (Nieuwerkerken), 1) heilige (m)  nen patroeən (Nieuwerkerken), baas (m)  inne patron (Nieuwerkerken) Een patroon: uitspraak. [ZND 40 (1942)] III-3-3
paus paus: de pai(ə)s (Nieuwerkerken), de paus (Nieuwerkerken) De paus. [ZND 40 (1942)] III-3-3
pek hars: hast (Nieuwerkerken), pek: pɛk (Nieuwerkerken) De kleverige, zwarte massa die de schoenmaker gebruikt om een draad mee in te smeren. [N 60, 197b; N 36, 44; L 40, 38] II-10
pekdraad harstedraad: hastǝndrǭt (Nieuwerkerken) De draad die men maakt door hennepvezels in elkaar te draaien en met pek in te smeren. [N 60, 195a; N 60, 238a; N 36, 44; L 40, 39] II-10