18002 |
verkleumd |
stijf:
stijef (P117p Nieuwerkerken)
|
hij was gans verkleumd van de kou [ZND 28 (1938)]
III-1-2
|
18074 |
verkouden |
ik heb een verkoudheid opgelopen of ik heb een kou te pakken. worden er ook uitdrukkingen gebruikt waarin verkouden of verkoudheid ontbreekt, als b.v. ik heb he:
ich ben verkaad (P117p Nieuwerkerken),
verkoud:
ich ben verkaaəd (P117p Nieuwerkerken),
Meest gebruikt.
ich zen verkaaəd (P117p Nieuwerkerken)
|
ik ben verkouden [ZND 34 (1940)] || Verkoudheid. Op welke wijze wordt dit gewoonlijk uitgedrukt? B.v. Ik ben verkouden [Lk 05 (1955)]
III-1-2
|
18080 |
verkoudheid |
kou:
ichep inne kaə op de bost (P117p Nieuwerkerken),
vatten wordt volgens de informant bijna nooit gebruikt.
djiə zuəlt inne kaaə pakke (P117p Nieuwerkerken)
|
ge zult een kou vatten [ZND 34 (1940)] || Ik heb een kou op de borst. [ZND 22 (1936)]
III-1-2
|
25344 |
verslachten |
verminderen:
(het vlees) fǝrmendǝrt (P117p Nieuwerkerken)
|
Verminderen in gewicht van het vlees ten gevolge van het slachten. [N 28, 97]
II-1
|
18226 |
versleten |
versleten:
versleeiten (P117p Nieuwerkerken)
|
verslijten, versleet, versleten (volt.deelw.) [ZND 25 (1937)]
III-1-3
|
17625 |
verstandskies |
wijzentand:
de wijzentaond (P117p Nieuwerkerken)
|
een dikke tand; indien er twee verschillende woorden bestaan, de beide woorden opgeven voor: een dikke tand geheel achter in de mond [ZND 29 (1938)]
III-1-1
|
22349 |
verstoppertje spelen |
lonkertje spelen:
/
loenkerke spelen (P117p Nieuwerkerken),
wegsteken:
/
wegsteken (P117p Nieuwerkerken)
|
/ [SND (2006)] || verstopperke [SND (2006)]
III-3-2
|
34290 |
vertuieren |
hertuieren:
hertuieren (P117p Nieuwerkerken),
tuieren:
tø̄rǝn (P117p Nieuwerkerken)
|
Het verplaatsen van het vee, telkens wanneer een stuk wei is afgegraasd. [L 40, 21b; monogr.]
I-11
|
23312 |
vespers |
vespers (<lat.):
də vɛspəs (P117p Nieuwerkerken)
|
de vespers [RND]
III-3-3
|
33756 |
veulen |
veulen:
vø̄lǝ (P117p Nieuwerkerken)
|
Jong paard, gewoonlijk tot de leeftijd van twee en een half jaar. [JG 1a, 1b; A 4, 2d; L 20, 2d; L A1, 262; N 8, 1; Gwn 5, 10; RND 107; S 40; Wi 4; monogr.]
I-9
|