e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nieuwerkerken

Overzicht

Gevonden: 1691
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
brief brief: briif (Nieuwerkerken) brief [RND] III-3-1
briesen pruisen: prɛ̄sǝ (Nieuwerkerken) Proestend, snuivend of blazend geluid met neus en lippen maken. [JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 22, 21; N 8, 66 en 67; S 5] I-9
briket eitjes: eikes (Nieuwerkerken) (Langwerpig) stuk brandstof, geperst uit steenkool- of bruinkoolgruis, fijngemaakte turf of houtskool met water en leem vermengd (briket, kluit, slof) [N 79 (1979)] III-2-1
broeden, op eieren zitten broeden: bryi̯ǝ (Nieuwerkerken) [N 19, 45; N 19, 44d; Vld.; S 5; L 1a-m; L 22, 22; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
broeds broedkarig: brutkārex (Nieuwerkerken) Op de vraag "Wat zegt u tegen "broeds" in uw dialect?" antwoordt een aantal informanten met een omschrijving. Deze antwoorden vindt men terug onder de als werkwoord aangeduide woordtypen. [N 19, 43b; L 22, 22; S 5; monogr.] I-12
broedziek broedkarig: brutkǭrǝx (Nieuwerkerken) Gezegd van een kip die voortdurend neigingen vertoont om te broeden. [JG 1a, 1b, 2c; S 5; monogr.] I-12
broeien begieten: bǝgitǝ (Nieuwerkerken) Het varken met heet water begieten om de haren en de opperhuid te weken, opdat de haren gemakkelijk afgekrabd kunnen worden. [N 28, 19; monogr.] II-1
broek achterlap: achterlap (Nieuwerkerken), broek: bruk (Nieuwerkerken) De horizontale riem van het achterhaam die om de billen van het paard loopt. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 75; monogr.] I-10
broek: algemeen broek: broek (Nieuwerkerken) broek [ZND 22 (1936)] III-1-3
brompot grommelaar: groemeliər (Nieuwerkerken), meest  een grommelaar (Nieuwerkerken) Hoe heet iemand die zijn kwade luim toont met binnensmonds mompelen? [ZND 22 (1936)] III-3-1