19105 |
kwezel |
kwezel:
wa ien kweizel (P117p Nieuwerkerken)
|
Wat een kwezel! [ZND 29 (1938)]
III-3-3
|
19980 |
kwispelstaarten |
kwispelen:
kwispele (P117p Nieuwerkerken)
|
kwispelstaarten [ZND 29 (1938)]
III-2-1
|
33081 |
laag schoven op de wagen |
laag:
lōx (P117p Nieuwerkerken)
|
Zie de toelichting bij het lemma ''tasser op de wagen'' (5.1.5). Voorkop is de laag op de naar voren uitstekende ladder boven het paard. [N 15, 42; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-4
|
33699 |
laagte in het landschap |
laagte:
lēxtǝ (P117p Nieuwerkerken),
zonk:
zuŋk (P117p Nieuwerkerken)
|
Een laagte in het landschap in het algemeen. Vergelijk ook lemma 1.2.8 ɛlaagte in een akkerɛ.' [L 29, 30; Wi 11; A 10, 4; S 20]
I-8
|
34581 |
ladderboom |
balk:
(mv)
ba.lǝkǝ (P117p Nieuwerkerken)
|
Elk van de twee balken van een zijladder waartussen zich de sporten bevinden. [JG 1a; JG 1b]
I-13
|
19668 |
lade |
lade:
loaə (P117p Nieuwerkerken)
|
lade van een tafel [ZND 39 (1942)]
III-2-1
|
27367 |
laden |
laden:
lǭǝ (P117p Nieuwerkerken)
|
De kar laden. Vergelijk ook WLD I, afl. 4, p. 84 ev [JG 1a, 1b; L 37, 14; Wi 33, 39; add. bij N 18]
I-10
|
27854 |
lading |
vracht:
vraxt (P117p Nieuwerkerken)
|
Datgene wat op de kar of kruiwagen wordt geladen. [JG 1a, 1b; Wi 52; monogr.]
I-10
|
33360 |
lage kachel voor de ketel met was of veevoer |
fornuis:
fęrnø̜i̯s (P117p Nieuwerkerken),
fǝrnyǝs (P117p Nieuwerkerken)
|
De lage kachel waarop de ketel met was of veevoer verwarmd wordt. De benamingen met ketel doen denken aan een gecombineerde ketel en kachel, vast verbonden, met een grote inhoud. Een bereklauw heeft drie poten. De kachel dient niet om een ruimte te verwarmen. Sommige benamingen wijzen op de afwezigheid van een kachel of op de aanwezigheid van een open vuur. Zie ook afbeelding 8 bij het lemma "voorstal" (2.2.5). [L 23, 58c; monogr.]
I-6
|
18147 |
lam |
lam:
lam (P117p Nieuwerkerken),
laom (P117p Nieuwerkerken)
|
Jong van het schaap in het algemeen. Zie afbeelding 5. [N 70, 3; R 3, 36; S 20; Wi 5; Wi 12; L 20, 22c; L 6, 25; L 1a-m; JG 1a, 1b; AGV, m 3; A 2, 45; A 2, 1; A 4, 22c; Vld.; monogr.] || ze is lam [ZND 29 (1938)]
I-12, III-1-2
|