21478 |
liniaal |
regel:
innən reeigel (P117p Nieuwerkerken)
|
Een liniaal (om rechte lijnen te trekken). [ZND 30 (1939)]
III-3-1
|
28772 |
linnen, linnengoed |
lijwaad:
lęjǝvǝt (P117p Nieuwerkerken)
|
Weefsel uit vlas- of hennepgaren vervaardigd. Lijnwaad. [N 62, 77; N 59, 201; N 62, 75f; L 1a-m; L 30, 30a; L 30, 30b; L B1, 95; MW; Wi 18 en 55; S 22; monogr.]
II-7
|
17617 |
lip |
lip:
luppen (P117p Nieuwerkerken),
løp (P117p Nieuwerkerken, ...
P117p Nieuwerkerken)
|
lip [RND] || rode lippen [ZND 30 (1939)] || Zie afbeelding 2.8 en 2.10. [JG 1a, 1b]
I-9, III-1-1
|
31599 |
lip van een hoefijzer |
lip:
løp (P117p Nieuwerkerken)
|
Het opstaand lipvormig gedeelte aan de voorzijde aan het hoefijzer. De lip voorkomt het naar achter opschuiven van het hoefijzer. Zie ook afb. 222. Ook aan de zijkanten van het hoefijzer kunnen lippen worden aangebracht. Dit gebeurt als het paard brokkelende hoeven heeft of wanneer het hoefijzer de neiging heeft naar binnen te verschuiven. Zie ook het lemma ɛbrokkelhoefɛ in WLD i.9, pag. 102.' [N 33, 356; JG 1b; monogr.]
II-11
|
24541 |
lis (alg.) |
lis:
lésse (P117p Nieuwerkerken),
lisplant:
lisplaont (P117p Nieuwerkerken)
|
lis [ZND 29 (1938)]
III-4-3
|
18051 |
litteken |
litteken:
litteken (P117p Nieuwerkerken)
|
Als een wond of zweer is genezen, blijt de plaats ervan meestal zichtbaar. die plek noemt men dan een .... (Nederl. litteken). [ZND 49 (1958)]
III-1-2
|
34133 |
loeien van de koe in het algemeen |
toeten:
tui̯tǝ (P117p Nieuwerkerken)
|
[N 3A, 5a; JG 1a, 1b; Gwn V, 8; Wi 57; monogr.]
I-11
|
23311 |
lof |
lof:
ət loͅf (P117p Nieuwerkerken)
|
het lof [RND]
III-3-3
|
34264 |
longen |
longen:
luŋǝ (P117p Nieuwerkerken)
|
De longen of de long van het grootvee in het algemeen. [N 28, 88b]
I-11
|
31186 |
loodgieter |
loodgieter:
lūǝt˲gitǝr (P117p Nieuwerkerken)
|
Ambachtsman die vroeger vooral zink en blik bewerkte, loden buizen maakte en herstelde, dakgoten en regenpijpen plaatste en repareerde en, zo blijkt uit de antwoorden van de zegslieden, soms ook waterpompen aanlegde. Tegenwoordig installeert en repareert hij vooral sanitaire installaties en verwarmingstoestellen. Zie ook het lemma "zinkbewerker". Het woord pompenmaker werd in Venray (L 210) en omstreken ook gebruikt als benaming voor een koperslager. Zie ook het lemma "koperslager". [N 64, 161a; L 34, 17a-b; monogr.]
II-11
|