e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L433p plaats=Nieuwstadt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mijnpet helm: helm (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Eisden, Zwartberg]), pats: patš (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Eisden]) Plastic, vroeger leren, pet door de mijnwerker als hoofdbescherming gedragen. De invuller uit Q 113 merkt daarover op, dat toen hij in 1933 in de mijn begon, velen een oude pet of hoed droegen. Later voerde men op de vier Oranje-Nassaumijnen lichte, leren petten in en deze werden vervolgens weer vervangen door de versterkte leren pet en de plastic helm. [N 95, 66; monogr.] II-5
mijnpolitie mijnpolitie: mīnpǝlisi (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Maurits]) Corps voor de kontrole op de naleving van het mijnreglement. [N 95, 31; monogr.] II-5
mijnpoort poort: poart (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Maurits]) Toegang tot de mijn. [N 95, 39] II-5
mijnreglement mijnreglement: mīnrēglǝmɛnt (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Maurits]) Voorschriften voor het werken in de mijn. Mijnwerkers die op de mijnschool de opleiding tot opzichter volgden, waren verplicht dit omvangrijke boekwerk aan te schaffen. [N 95, 993] II-5
mijnschade mijnscha: mīnšā (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Maurits]) Schade, bij voorbeeld aan huizen, veroorzaakt door het ondergrondse mijnwerk. Het kolen delven heeft tot gevolg dat de bodem zakt waardoor scheuren ontstaan in gebouwen. [N 95, 931] II-5
mijnschoenen schoenen: šōn (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Eisden]) Schoenen met ijzerbeslag en stalen neuzen. De afkorting "W.I.M." in het woordtype "W.I.M.-schoenen" (L 426) staat voor "Werkplaatsen voor Invalide Mijnwerkers der Staatsmijnen. [N 95, 63; N 95, 884; monogr.] II-5
mijnspook mijnspook: mīnšpōk (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Eisden]) Legendarische figuur optredend in veel mijnwerkerssagen. De mijnwerkers waren gevoelig voor bijgeloof (Dieteren 1984, pag. 33). In de mijnen heerste volgens de legendes een oude boze God die de naam Kaspar droeg. Kaspar kon het moeilijk verkroppen dat mensenhanden zijn rijke kolenvoorraad weghaalden. Zijn toorn uitte hij vaker door in één klap kolenpijlers in elkaar te drukken. Lochtman (pag. 46) relativeert het bestaan van dergelijke geesten. Zelfs de oudste generatie die hij ondervroeg, heeft nooit in zo''n geest geloofd. Soms werd een nieuweling aan het schrikken gebracht door een verdraaide stem of verklede gestalte van een der oudere arbeiders, die dan het mijnspook moest representeren. Mogelijkerwijze hebben oudere generaties dan de nu nog levende wel geloofd in het mijnspook. De informant van Q 3 vermeldt dat er geen sprake was van een mijnspook of iets dergelijks. [N 95, 914; monogr.] II-5
mijnspoor licht spoor: lex špǭr (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), machinespoor: mǝšīnǝšpǭr (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Domaniale]), zwaar spoor: žwǭr špǭr (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Het spoor waarover het vervoer van kolen, stenen en materiaal in het ondergrondse bedrijf plaatsvindt. In dit lemma is een onderscheid gemaakt tussen spoor in het algemeen, licht spoor en zwaar spoor, al naar gelang het aantal kilo''s dat per meter spoor wordt gemeten. Zwaar spoor wordt gebruikt op plaatsen waar vervoer met locomotieven plaatsvindt. De opgave "smalspoor" uit Q 113 voor de mijn Emma duidt op de breedte van het spoor, namelijk 60 cm. Omdat spoor altijd bestaat uit twee spoorstaven, zijn in dit lemma enkelvoudige en meervoudige begrippen terug te vinden. [N 95, 698; N 95, 699; monogr.; Vwo 671; Vwo 727] II-5
mijnspoor aanleggen spoor aanleggen: špǭr ānlęqǝ (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau I]) [N 95, 696] II-5
mijnverzakking mijnverzakking: mīnvǝrzakeŋ (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Emma]) Verzakking binnen het gangenstelsel. [N 95, 932] II-5