e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L433p plaats=Nieuwstadt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schachtton schachtton: (mv)  šaxtonǝn (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Zwartberg, Waterschei]) Ton die gebruikt wordt om bij het delven van de schachten personeel en materiaal naar beneden te laten en losgemaakte stenen naar boven te hijsen. [N 95, 77; monogr.; Vwo 39; Vwo 379] II-5
schachtwiel kabelschijf: kābǝlšīf (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Eisden]), schachtrad: šaxtrāt (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Emma]) De twee of vier grote kabelschijven die in de schachtbok zijn gemonteerd. Via deze schijven loopt de kabel die de verbinding vormt tussen de kooien en de ophaalmachine. Twee kabelschijven draaien steeds paarsgewijs maar in de omgekeerde richting, omdat de ene kooi daalt terwijl de andere stijgt. Het woordtype "molette" is volgens de invuller uit K 361 verouderd. [N 95, 75; N 95, 80; monogr.; Vwo 523] II-5
schaduw, lommer scheem: de sjeim (Nieuwstadt, ... ), sjeem (Nieuwstadt), uit de zon: (= uit de zon). Opm. v.d. invuller: het woord sjeim (zie 016a) wordt alleen gebruikt voor schaduw.  oet de zon (Nieuwstadt) (de) schaduw [DC 23 (1953)] || (in) de schaduw (zitten) [DC 49 (1974)] || schaduw [DC 42B (1967)] || schaduw (donkere vlek achter een persoon) [DC 49 (1974)] III-4-4
schaft butteren: bø̜tǝrǝ (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), schafttijd: šaftīt (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Maurits]), schaftuur: šafūr (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]) De invuller uit Q 121c merkt voor de Domaniale mijn op dat de schaft duurde van half elf tot kwart voor elf. [N 95, 55; N 95, 53a; N 95, 53b; N 95, 50; monogr.; Vwo 494; Vwo 498; Vwo 679] II-5
schaftboterhammen schaftboterhammen: šaftbōtǝrhamǝ (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Maurits]) Boterhammen die mee ondergronds werden genomen. "Dobbelen" waren dubbele boterhammen die men at tijdens de pauze. [N 95, 51; monogr.] II-5
schaften botteren: botǝrǝ (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Domaniale]), butteren: bø̜tǝrǝ (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Maurits]), schaften: sjafte (Nieuwstadt), šaftǝ (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Maurits]) het werk onderbreken om te rusten [schaften, schaffen, poren] [N 85 (1981)] || Schaften, eten. Volgens de respondenten in Q 15, Q 113a en Q 117a gebeurde het "schaften" bovengronds en het "botteren" ondergronds. [N 95, 50; N 95, 53a; N 95, 53b; monogr.; Vwo 495; Vwo 499; Vwo 680; Vwo 690] II-5, III-3-1
schaftlokaal schaftkeet: šaftkēt (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Eisden]) Lokaal waar men de boterhammen verorbert. [N 95, 6] II-5
schapestal, schaapskooi schaapsstal: šǭps[stal] (Nieuwstadt) De stal, doorgaans een apart gebouw, waarin de schapen overnachten. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). Zie ook de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [L 38, 29; A 10, 9f; N 5, 105f; monogr.] I-6
scheef, niet recht scheef: sjeif (Nieuwstadt) van de rechte richting afwijkend, niet recht of niet rechthoekig [scheef, noers, noes, slim, scheel, schieps, schuins, schiks, schoeks] [N 91 (1982)] III-4-4
scheel zien loensen: lōēsje (Nieuwstadt) Scheel zien: gebrek van de ogen waarbij de oogassen niet op eenzelfde punt gericht kunnen worden (scheel zien, blieken, een bloem op het oog hebben). [N 84 (1981)] III-1-1