e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L433p plaats=Nieuwstadt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sprenkelen met de wijwaterkwast asperges: asperges (Nieuwstadt), zengenen: zeangene (Nieuwstadt) Met de wijwaterskwast sprenkelend door de kerk gaan, de besprenkeling met wijwater aan het begin van de hoogmis. [N 96B (1989)] III-3-3
springstof munitie: mǝnysi (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Maurits]), springstof: špręŋštǭf (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Ontplofbare stof die wordt gebruikt voor het schieten. De springstoffen worden verdeeld in drie klassen: dynamiet, brisante springstoffen en S.G.P. springstoffen (Defoin pag. 138). Zie ook de semantische toelichting bij het lemma Veiligheidsspringstof. Wat betreft het woordtype "poeder", deze term was oorspronkelijk van toepassing op springstof die niet in patronen verpakt werd. Deze wordt nu haast niet meer gebruikt maar de benaming is blijven bestaan voor springstof in het algemeen. [N 95, 419; N 95, 420; monogr.; Vwo 609] II-5
sprinkhaan sprinkhaan: sjprenkhaan (Nieuwstadt) sprinkhaan [DC 07 (1939)] III-4-2
sprong ruimte: rȳmtǝ (Nieuwstadt) Extra ruimte in het bijzonder bij de schouderbeenderen en de armkogel, ingebracht door bijv. een plooitje af te rijgen, de binnenvulling op een bepaalde wijze te snijden en inknippingen te maken. Men voorkomt hierdoor dat het kledingstuk gaat trekken. [N 59, 100b] II-7
sprookje sprookje: spreukske (Nieuwstadt) een kindervertelsel [spruik] [N 87 (1981)] III-3-1
spruiten, uitbotten scheuten (krijgen): sjeut kriege (Nieuwstadt) Uitlopers krijgen, loten vormen, gezegd van planten, bomen (spruiten, uitbotten). [N 82 (1981)] III-4-3
spuiten sprietsen: sjpritse (Nieuwstadt, ... ), spritsen (<du.): sjpritse (Nieuwstadt), spuiten: sjpuitə (Nieuwstadt) persen, Met kracht vloeistof door een nauwe opening ~ (spuiten, spruiten, spritsen, sprietelen). [N 84 (1981)] || spuiten, met kracht door een nauwe opening naar buiten geperst worden, gezegd van water [spruiten, spritsen, sprietelen] [N 81 (1980)] || vloeistof met kracht door een nauwe buis naar buiten persen [spuiten, spruiten, spritsen, sprietelen] [N 91 (1982)] III-1-2, III-4-4
spuitstuk spuit: sjpuit (Nieuwstadt) de koperen buis aan de slang van de brandspuit [lent] [N 90 (1982)] III-3-1
staal monstertje: munsterke (Nieuwstadt) kleine hoeveelheid van een koopwaar die aan de koper getoond wordt om hem over de kwaliteit te laten oordelen [staal, monster, kantje] [N 89 (1982)] III-3-1
staal, monster staaltje: štø̄lkǝ (Nieuwstadt) Een lapje stof om daarnaar de hoedanigheid, kleur, enz. van het gehele stuk te beoordelen. [N 62, 71c; MW] II-7