| 28084 |
tandheugel van de stijlentrekker |
tandheugel:
tanjtjhø̄gǝl (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
De tandheugel van een stijlentrekker. [N 95, 592]
II-5
|
| 18729 |
tandpasta |
tandpasta:
tandjpasta (L433p Nieuwstadt)
|
Tandpasta [DC 64 (1989)]
III-1-3
|
| 18068 |
tandpijn |
tandpijn:
tantjpien (L433p Nieuwstadt)
|
kiespijn [DC 27 (1955)]
III-1-2
|
| 17622 |
tandvlees |
tandvlees:
tantjvleisj (L433p Nieuwstadt)
|
Hoe noemt men het tandvlees? [DC 30 (1958)]
III-1-1
|
| 25418 |
tang |
tang:
taŋ (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Maurits])
|
[N 95, 758]
II-5
|
| 28120 |
tapstijlen |
tapstijlen:
tapštīlǝ (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Een serie dicht bij elkaar geplaatste stijlen die worden gebruikt als afsluiting van de pijler bij het opvullen van het ontgonnen pand. [N 95, 566; monogr.]
II-5
|
| 32980 |
tarwe |
tarwe:
tɛrǝf (L433p Nieuwstadt)
|
Triticum L. Sinds de invoering van betere bemestingmethodes groeit de tarwe ook in de Kempen. Het woordtype koren is als nevenvorm opgegeven in: K 316, 317, 318, 360, L 286, 292, 313, 360, 416, P 45, 119, 175, 192, Q 10, 39 en 97; evenwel alléén in de omzetting van de uitdrukkingen "rogge wordt hoger dan tarwe" of "de tarwe groeit welig" en het kan derhalve niet als een gangbare benaming van de plant worden beschouwd en is zodoende ook niet in het lemma opgenomen. Zie ook de toelichting bij het lemma ''graan, koren'' (1.2.1). Zie afbeelding 1, e.' [JG 1a, 1b; L A1, 82; L 7, 75; L 15, 24; L 28, 33; L 34, 55b; L 35, 61; L lijst graangewassen, 7; S 37; Wi 52; Gwn 9, 2; NE 1, 2; monogr.; add. uit N 15, 1a]
I-4
|
| 21871 |
taxeren |
schatten:
sjatte (L433p Nieuwstadt)
|
de waarde van een artikel schatten [taxeren, schatteren] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
| 23649 |
te communie gaan |
te communie (<lat.) gaan:
te kemune goan (L433p Nieuwstadt)
|
Tot de communie gaan, ter communie gaan, te communie gaan, communiceren onder de mis [kómmeletseere?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 18241 |
te groot zijn |
slobberen:
sjlöbbert (L433p Nieuwstadt)
|
Hoe zegt U: het kledingstuk zit te ruim? [N 62 (1973)]
III-1-3
|