23449 |
angelustorentje |
klein torentje:
klein teurke (L433p Nieuwstadt)
|
Het afzonderlijk torentje waarin de angelusklok hangt [angelustorentje?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
33621 |
anjelier |
anjeleit:
anjeleit (L433p Nieuwstadt),
flier:
fleijer (L433p Nieuwstadt)
|
[DC 17 (1949)]
I-7
|
19819 |
anjer, anjelier (dianthus caryophyllus l.) |
anjelier:
maar ook meer en meer
angeleir (L433p Nieuwstadt),
flier:
-
fleijer (L433p Nieuwstadt)
|
tuinanjer [DC 17 (1949)]
III-2-1
|
21251 |
anker |
beveiligingsanker:
beveiligingsanker (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Julia]),
slot:
slǭt (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Een verticaal voor de ijzerbok geplaatst U-balkje dat voorzien is van een door de bok heen reikende dwarsstang. Deze stang kan aan de achterzijde van de bok met een plaat worden vastgezet. Het geheel voorkomt dat railstukken ten gevolge van de druk uitspringen en ongelukken veroorzaken. [N 95, 587]
II-5
|
28394 |
anthraciet |
anthraciet:
antrǝsit (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Laura, Julia])
|
Steenkool met minder dan tien procent vluchtige bestanddelen. [N 95, 468; N 95, 460; monogr.]
II-5
|
21829 |
antwoorden |
antwoord geven:
antjwoord gēve (L433p Nieuwstadt)
|
ten antwoord geven [antwoorden, anderen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
33494 |
appelboom |
appelboompje:
Vraag: "appelboomjes", diminutief gelaten; enkelvoud opgenomen
appelbuimke (L433p Nieuwstadt)
|
[DC 03 (1934)]
I-7
|
21119 |
appels van de boom schudden |
afschudden:
aafsjudde (L433p Nieuwstadt)
|
Appels van de boom schudden (muiken). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
24937 |
arduin, hardsteen |
naamse steen:
noamsə sjtijn (L433p Nieuwstadt)
|
hardsteen, harde, meest blauwgrijze kalksteen, gebruikt voor stolpen, hoekstenen enz [arduin] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25272 |
are, maat van 100 m2 |
are:
⁄n aar (L433p Nieuwstadt)
|
de maat die een oppervlakte aangeeft van 100 vierkante meter [are] [N 91 (1982)]
III-4-4
|