19505 |
kastplank |
kastplank:
kasplaŋk (L433p Nieuwstadt)
|
plank in een kast [DC 16 (1948)]
III-2-1
|
19826 |
kat |
kat:
kat (L433p Nieuwstadt)
|
Hoe noemt u een kat (poes, mies, kat, balkhaas, zandhaas, marol) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
22311 |
katapult |
kattenprul:
kattepröl (L433p Nieuwstadt)
|
Hoe noemt men het speeltuig, bestaande uit een gevorkt takje, aan de uiteinden waarvan een elastiekje is vastgemaakt en waarmee jongens steentjeswegschieten? [DC 23 (1953)]
III-3-2
|
27672 |
katrolsysteem |
ketting:
kɛteŋ (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Het katrolsysteem waarmee de kleerhaken met kleren onder het dak worden gehangen. [N 95, 57]
II-5
|
24179 |
kauw |
dooltje:
dölke (L433p Nieuwstadt)
|
Hoe heet de kauw? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
20488 |
kauwen |
bijten:
bīētə (L433p Nieuwstadt),
knauwelen:
knauwelen (L433p Nieuwstadt)
|
kauwen; Hoe noemt U: Voedsel met de tanden en kiezen fijnmaken (kauwen, knauwen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
23273 |
kazuifel |
kazuifel:
sjtola
kesuifel (L433p Nieuwstadt)
|
Het kazuifel, het opperkleed dat de priester tijdens de mis draagt [kazufel, kazel, kruifel?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17628 |
keel, strot |
keel:
kêl (L433p Nieuwstadt)
|
keel (uitwendig) (strot) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
28188 |
keerdeur |
keerdeur:
kērdø̄r (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Luchtdeur waarmee men een luchtstroom van richting kan doen veranderen. [N 95, 215]
II-5
|
28118 |
keergaas |
keergaas:
kērgās (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Bekleding die in het ontkoolde pand wordt aangebracht om te verhinderen dat bij het opvullen stenen in de galerij worden geblazen. De term "blaaspapier" werd volgens de invuller uit Q 113 op de mijn Emma gebruikt voor gaas dat met papier was bekleed. De zegsman uit Q 113 die invult voor de mijnen Oranje-Nassau I-IV merkt op dat de "afslag" zaklinnen was, dat was versterkt met draad. [N 95, 563; monogr.]
II-5
|