21341 |
leurder |
<omschr.> een die langs de deuren gaat:
eine dè langs de deure ging (L433p Nieuwstadt)
|
leurder; Hoe werd de man genoemd die dat deed? [DC 48 (1973)]
III-3-1
|
21431 |
leuren |
langs de deuren gaan:
langs de deure gaon (L433p Nieuwstadt)
|
leuren; Kent u een oud woord voor te voet met de handelswaar langs de huizen gaan van deur tot deur zoals bijvoorbeeld marskramers en ketellappers deden? [DC 48 (1973)]
III-3-1
|
20514 |
leverworst |
leverworst:
laeverwoosj (L433p Nieuwstadt),
lèèverwoosj (L433p Nieuwstadt),
léévərwoosj (L433p Nieuwstadt)
|
leverworst [N 06 (1960)] || leverworst; Hoe noemt U: Worst met lever als hoofdbestanddeel (lol, leverworst, leverpens) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24342 |
libel en waterjuffer |
snijder:
sjchnieder (L433p Nieuwstadt)
|
libel, alg. [DC 27 (1955)]
III-4-2
|
25161 |
licht vriezen |
een beetje rijmen:
⁄n bitje riemen (L433p Nieuwstadt),
een beetje vriezen:
ut vrus ə bitsjkə (L433p Nieuwstadt)
|
lichtjes vriezen [schorzelen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
27568 |
lidmaatschapsboekje |
lidmaatschapsboekje:
letmātšapsbø̜jkskǝ (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Domaniale])
|
Lidmaatschapsboekje van de vakbond. [N 95, 983]
II-5
|
18881 |
liefkozen |
keuren:
kēūre (L433p Nieuwstadt)
|
zijn liefde of genegenheid kenbaar maken door iemand te strelen of aan te halen [koekelen, fikfakken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19085 |
liegen |
liegen:
leige (L433p Nieuwstadt)
|
bewust onwaarheden vertellen [leugen, liegen, leugenen, floersen, gekken] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
24343 |
lieveheersbeestje |
lievevrouwehennetje:
levrouwehändje (L433p Nieuwstadt),
vrouwehennetje:
vrouwenhendje (L433p Nieuwstadt)
|
lieveheersbeestje [DC 49 (1974)], [Roukens 03 (1937)]
III-4-2
|
18831 |
lijden |
elend lijden:
élendj lieje (L433p Nieuwstadt)
|
een onaangename toestand verduren [lijden, onderstaan] [N 85 (1981)]
III-1-4
|