e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nieuwstadt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
luchtcirculatie loftcirculatie: lo.fserkǝlāsi (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) De circulatie van de lucht door de ondergrondse werken. [N 95, 210] II-5
luchtdeur loftdeur: lofdø̄r (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Domaniale]) Houten of ijzeren deur waarmee de luchtstroom ondergronds geregeld kan worden. [N 95, 214; monogr.; Vwo 485; Vwo 862] II-5
luchtdoorhouw, luchtdoortocht loftdoorslag: lofdōršlāx (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Domaniale]) Kleine mijngang in de koollaag die uitsluitend dient voor ventilatiedoeleinden. [N 95, 217; N 95, 182; N 95, 538; monogr.; Vwo 486; Vwo 490] II-5
luchthamer afbouwhamer: āfbuwhāmǝr (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Maurits]) De door samengeperste lucht aangedreven hamer waarmee de houwer in de pijler de steenkool delft. [N 95, 808; monogr.; N 95, 760 add.; Vwo 30; Vwo 487; Vwo 598; Vwo 603; div.] II-5
luchtkoker loftkoker: lofkǭkǝr (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Laura, Julia]) Metalen of kunststof buis van ongeveer 50 cm doorsnede waarmee verse lucht naar ondergrondse werkpunten wordt gebracht die buiten de normale luchtstroom liggen. [N 95, 219; monogr.; Vwo 211; Vwo 489] II-5
luchtkokerophanging loftkokerophanging: lofkǭkǝrophaŋeŋ (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Maurits]) De haak of ketting waarmee de luchtkokers aan bijvoorbeeld een ondersteuning bevestigd kunnen worden. [N 95, 227] II-5
luchtkokertoer loftkokertoer: lofkǭkǝrtūr (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Winterslag, Waterschei]) Serie aaneengesloten luchtkokers. [N 95, 221; monogr.] II-5
luchtkokerverbinding loftkokerband: lofkǭkǝrbantj (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Maurits]) Metalen band, vetband of in voorkomende gevallen een gummi ring waarmee luchtkokers luchtdicht met elkaar kunnen worden verbonden. [N 95, 226; monogr.] II-5
luchtlek loftlek: loflɛk (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Domaniale, Wilhelmina]) Luchtlekkage, met name in luchtkokers. [N 95, 224] II-5
luchtslang loftslang: lufšlaŋ (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]) Slang, vervaardigd van rubber, met behulp waarvan de perslucht van de persluchtleiding naar bijvoorbeeld de luchthamer of de boorhamer wordt gebracht. Volgens Vanwonterghem (pag. 110) werden deze gummislangen tijdens de Tweede Wereldoorlog wel eens gebruikt als fietsbanden; als dusdanig zijn flexibels nog in de volkstaal gekend. Het woordtype "schlauch" was volgens de invuller uit Q 15 op de mijn Maurits alleen van toepassing op de luchtslang van de luchthamer. Weliswaar kende men nog andere luchtslangen, bijvoorbeeld als verbinding tussen leidingen (verbindingsslang), als slang tussen leiding en motor (motorslang) of als cylinderslang, maar de term "schlauch" werd slechts voor dit specifieke type slang gebruikt. [N 95, 745; monogr.; Vwo 323; Vwo 491] II-5