24868 |
oot |
vlughaver:
-
vluughaver (L433p Nieuwstadt)
|
oot [wilde haver] [DC 30 (1958)]
III-4-3
|
23198 |
op bedevaart gaan |
een bedeweg doen:
eine baewèg doone (L433p Nieuwstadt)
|
Bedevaart doen [ne gank doon]. [N 06 (1960)]
III-3-3
|
28966 |
op de knie naaien |
knie naaien:
knęj nēǝ (L433p Nieuwstadt)
|
Met de knieën op elkaar of met gekruiste benen naaien op één der knieën. Bij voorkeur naait men op de linkerknie, omdat het lichaam hierbij een veel natuurlijker houding aanneemt dan bij het naaien op de rechterknie. [N 59, 71a]
II-7
|
17935 |
op de loop gaan |
op de loop gaan:
op de luip gaon (L433p Nieuwstadt)
|
vluchten: Op de loop gaan (biezen, vluchten, vlieden). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
29091 |
op een steeltje zetten |
halsje:
hɛlskǝ (L433p Nieuwstadt)
|
De knoop op een steeltje zetten. Men moet de knoop niet plat aannaaien, doch men dient een afstand tussen knoop en stof van ± 1/2 - 1 cm te houden. Hierdoor wringt de knoopt niet en wordt er ruimte voor de stofdikte opengelaten. [N 59, 136]
II-7
|
21197 |
op reis gaan |
op stap:
op sjtap (L433p Nieuwstadt)
|
op reis gegaan zijn [te mantij zijn] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23675 |
op retraite gaan |
op retraite (fr.) gaan:
op retrait goan (L433p Nieuwstadt)
|
In retraite gaan, in retraite zijn. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
32920 |
op rijen zetten |
kemmen:
kømǝ (L433p Nieuwstadt)
|
Het uitgespreide gras dat de eerste droging heeft ondergaan bijeenwerken tot rijen of langwerpige heuveltjes. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hooi of gras. Wanneer het resultaat van de handeling, i.c. de rij, in het woordtype voorkomt, wordt steeds door middel van (...) verwezen naar de woordtypen van het lemma ''rij, wiers''. Om de vergelijking te vergemakkelijken is in dit lemma dezelfde volgorde van woordtypen of afleidingen daarvan aangehouden als in het lemma ''rij, wiers''. Achter in het lemma staan dan de werkwoorden bijeen die geen formeel verband met de benamingen voor de rij hebben. De kaart bevat de denominatieven van de heteroniemen voor rij, wiers en de werkwoordelijke uitdrukkingen met die heteroniemen, ook geordend zoals in het lemma ''rij, wiers''. [N 14, 100; JG 1b, 1c, 2c; A 10, 18; L 38, 36; monogr.]
I-3
|
22368 |
op stelten lopen |
steltlopen:
sjteltj loupe (L433p Nieuwstadt)
|
Op stelten lopen [stelten]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
27769 |
opbraak |
opbraak:
opbraak (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Een blinde schacht die in opwaartse richting wordt gedreven. De invuller uit L 417 merkt daarover voor de mijnen in Zwartberg en Waterschei op dat een opbraak en een neerbraak (zie het lemma Neebraak) een "beurkê", d.w.z. een blinde schacht, in opbouw zijn. [N 95, 183; N 95, 78; monogr.; Vwo 206; Vwo 567]
II-5
|