e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nieuwstadt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
orgel spelen orgel spelen: orgel sjpele (Nieuwstadt) (op het) orgel spelen, het orgel bespelen. [N 96B (1989)] III-3-3
orgeldraaier orgeldraaier: orgeldreeer (Nieuwstadt) Iemand die een draaiorgel bespeelt [orgeldraaier, liereman]. [N 90 (1982)] III-3-2
orgelpijpen orgelpijpen: orgelpiepe (Nieuwstadt) De pijpen van het orgel [örgelpiepe, orrejelspiefe?]. [N 96A (1989)] III-3-3
os os: øi̯s (Nieuwstadt) Gesneden mannelijk rund [N 3A, 19; JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 12; L 4, 37; L 20, 12; Wi 16; monogr.] I-11
oude man nonk: nonk (Nieuwstadt) oude man [ouken, ouderling, oude paai, peke, pee, knar] [N 86 (1981)] III-2-2
oude vrouw oude mui: Note v.d. invuller: liedje bij appelzingen op oudejaarsdag: "Auwe muin gaeft det geer lang laeft det geer zich en zelig waerd: cf. WNT s.v. "mui (II)"zie moei  auw muin (Nieuwstadt), oude nonk: mar.: is mannelijk!  auwe nonk (Nieuwstadt), oude tant: auw tant (Nieuwstadt), tant: tant (Nieuwstadt) oude vrouw [kogehel] [N 86 (1981)] III-2-2
oudejaarsavond oudejaarsavond: auwejaorsaovend (Nieuwstadt) Oudejaarsavond [silvesteraovent]. [N 06 (1960)] III-3-2
oudejaarsdag silvester: silvester (Nieuwstadt, ... ) 31 december [oudjaar]. [N 88 (1982)] || Oudejaarsdag. [N 06 (1960)] III-3-2
overdreven harde werkers over de strop gegangen zijn: ø̄vǝr dǝ štrupǝ gǝgaŋǝ zēǝn (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Domaniale]) Te hard werken werd door de collega''s lang niet altijd gewaardeerd. Dat blijkt uit de meeste woordtypen in dit lemma. [N 95, 912] II-5
overhandsen, omslingeren afnaaien: āfnēǝ (Nieuwstadt), omslingeren: omšleŋǝrǝ (Nieuwstadt) Overhandsen is bij elke steek de draad over de zoom toehalen, terwijl omslingeren het rafelen moet voorkomen. Voor overhandsen en omslingeren wordt wel dezelfde steek gebruikt, maar er zijn toch verschillen. Bij overhandsen is er sprake van twee lagen of twee stukken stof, bij omslingeren is er slechts sprake van één stuk stof; bij overhandsen is er sprake van het aan elkaar bevestigen van twee delen, bij omslingeren van beveiligen van de stofrand tegen uitrafelen. Beide begrippen zijn in dit lemma ondergebracht. [N 59, 66; N 59, 65; N 59, 67; N 62, 15a; N 62, 15b; N 62, 15c; Gi 1.IV, 30] II-7