33569 |
peulerwten |
peulen:
peule (L433p Nieuwstadt)
|
De peulerwt; soort van erwt waarbij de hele vrucht gegeten wordt, ook de schil (sluimerwt, hauw(ke), peul, suikererwt, blie-erwt). [N 82 (1981)]
I-7
|
20572 |
peuzelen |
peuzelen:
peuzele (L433p Nieuwstadt),
peuzələ (L433p Nieuwstadt)
|
peuzelen; Hoe noemt U: Langzaam en met smaak eten (pluizen, peuzelen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21734 |
pezerik |
karwats:
karwatsj (L433p Nieuwstadt)
|
harde, gedroogde, holle spier of pektouw of touw met knopen als strafwerktuig [looiepees, pezerik, bullepees] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18806 |
piekeren |
prakkiseren:
prakkezeire (L433p Nieuwstadt)
|
over zijn zorgen nadenken [mijmeren, dolleren, prakkezeren, praktiseren, dubben, dromen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24224 |
piepen |
sjielpen:
sjilpe (L433p Nieuwstadt)
|
een zacht piepend geluid geven, gezegd van vogels (sjirpen, tjilpen, tjerpen) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
22424 |
pijl |
pijl:
piel (L433p Nieuwstadt)
|
De dunne lichte staaf van hout met een scherpe punt die met een boog naar een doel wordt afgeschoten [pijl, bout, teit, straal, schicht]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
27983 |
pijler |
pijler:
pęjlǝr (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Koolwinplaats van langgerekte vorm. De pijler wordt in de lengterichting enerzijds door de te delven koollaag, anderzijds door een ontkoolde ruimte begrensd en verschuift dwars op de lengterichting. De pijlerlengte wordt bepaald door de onderlinge afstand van de twee bij de pijler behorende galerijen. De hoogte van de pijler komt in het algemeen overeen met de dikte van de te delven koollaag. Het woordtype "boulevard" wordt gebruikt voor een grote pijler waarin men rechtopstaand de kolen kan losmaken. [N 95, 278; monogr.; Vwo 29; Vwo 171; Vwo 595; Vwo 765; Vwo 769; Vwo 779]
II-5
|
28376 |
pijlerband |
pijlerband:
[pijler]banjtj (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Bandtransporteur voor een pijler. Om het schepwerk te vergemakkelijken en omdat de steenkoollagen vaak dun zijn, heeft men voor het gebruik in een pijler een speciaal soort bandtransporteur ontwikkeld. Daarbij worden de losgemaakte kolen niet op het bovenste banddeel, maar op de over de vloer slepende onderband geschept (Handb. H. pag. 69). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (pijler)- het lemma Pijler. [N 95, 664; monogr.]
II-5
|
17991 |
pijn |
pijn:
pien (L433p Nieuwstadt)
|
mijn voeten doen mij erg zeer [DC 03 (1934)]
III-1-2
|
17992 |
pijnscheut |
steken van de milt:
[specifieker, nl. gevolg van hardlopen (cfr. vraagstelling), rk]
`t sjteake van de miltj (L433p Nieuwstadt)
|
Een steek in de zij? ( is vaak het gevolg van hardlopen) [DC 60 (1985)]
III-1-2
|