34547 |
roep- en lokwoord voor de jonge eend |
kuiken:
kȳkǝ (L433p Nieuwstadt)
|
[VC 14, 2s -r-; monogr.]
I-12
|
34553 |
roep- en lokwoord voor de jonge gans |
gansje:
gęi̯skǝ (L433p Nieuwstadt),
kuikje:
kykskǝ (L433p Nieuwstadt)
|
[VC 14, 2q (r]
I-12
|
34528 |
roep- en lokwoord voor de kip |
tiet:
tit (L433p Nieuwstadt),
tiet, tiet:
tit, tit (L433p Nieuwstadt)
|
Naast de verschillende roepwoorden kan men de kippen ook lokken door een zuigend klappend geluid te maken met de tong tegen de tanden (P 176 (Sint-Truiden)) of door te fluiten (Q 2 (Hasselt)). [N 19, 44a; L 47, 9a; A 6, 2b; A 6, 2a; VC 14, 2n -r-; Vld.; L B2, 259a; monogr.]
I-12
|
34218 |
roep- en lokwoord voor de koe |
koe:
kou̯ (L433p Nieuwstadt)
|
Men roept de koe naast de algemene benamingen koe, muk enzovoorts ook met het noemen van de kleur, b.v. zwarte en met een eigennaam als Lies en Berta. [N C, 16; VC 14, 2a (r]
I-11
|
34379 |
roep- en lokwoord voor een big |
varkentje:
vɛrkskǝ (L433p Nieuwstadt)
|
Roep- en lokwoord voor een big. Iets roepen kan ook vervangen worden door een smakkend geluid te maken of door te klakken met de tong. [N 19, 11b; VC 14, 2d r; monogr.]
I-12
|
34219 |
roep- en lokwoord voor het kalf |
kalf:
kau̯f (L433p Nieuwstadt)
|
Met kan een kalf roepen met de algemene benamingen kalf, kalfje, muk enzovoorts, met eigennamen als Liesje, met klanknabootsingen of eventueel met het rammelen van melkemmers. [N C, 17; VC 14, 2b (r]
I-11
|
34529 |
roep- en lokwoord voor het kuiken |
kuiken:
kȳkǝ (L433p Nieuwstadt),
tjiep, tjiep:
tjep, tjep (L433p Nieuwstadt)
|
[N 19, 44b; A 6, 2c; L 47, 9b; VC 12 2o -r-; monogr.]
I-12
|
34377 |
roep- en lokwoord voor het varken |
varken:
vɛrkǝ (L433p Nieuwstadt)
|
In plaats van kuus roepen klakt men ook wel met de tong. [N 19, 11a; VC 14, 2c (r]
I-12
|
34442 |
roep- en lokwoorden voor het lam |
lammetje:
lɛmkǝ (L433p Nieuwstadt)
|
[N 19, 74b; VC 14, 2k (R]
I-12
|
34441 |
roep- en lokwoorden voor het schaap |
schaap:
šǭp (L433p Nieuwstadt)
|
[N 19, 74a; VC 14, 2j (R]
I-12
|