17885 |
ruk |
fok:
fök (L433p Nieuwstadt)
|
Ruk: snelle korte beweging waardoor iets of iemand met een schok van zijn plaats wordt getrokken (ruk, snuk, snoek). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
25148 |
rukwind |
foek:
foek (L433p Nieuwstadt),
foekwind:
foekwindj (L433p Nieuwstadt),
stootwind:
sjtōēs wéntj (L433p Nieuwstadt, ...
L433p Nieuwstadt)
|
rukwind, plotselinge, felle wind [trekwind, snuk wind, strobatie] [N 81 (1980)] || windstoot, ruk of stoot van de wind [hort, buis] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24349 |
runderhorzellarve |
angelbeitel:
angelbeitel (L433p Nieuwstadt)
|
runderhorzel (larven in de huid van runderen) [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
24371 |
rups |
rups:
roepsj (L433p Nieuwstadt)
|
rups rups [DC 46 (1971)]
III-4-2
|
17832 |
rusten |
ungeren:
unjere (L433p Nieuwstadt)
|
Rusten: rust houden na arbeid of vermoeienis (schoven, schoften). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21364 |
ruw, hard |
ruw:
roew (L433p Nieuwstadt)
|
zonder fijn gevoel, hard [rouw, ruw] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21292 |
ruzie |
ruzing:
ruzing (L433p Nieuwstadt)
|
een luidruchtige woordenstrijd, onenigheid die door praten of schreeuwen tot uitdrukking komt [ruzie, ravelleke, poepelderij, kadij, twist, ruzing, kerwel, actie, piekenpoek] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21291 |
ruzie maken |
ruzing maken:
ruzing make (L433p Nieuwstadt)
|
ruzie maken [kakelen, puken] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
23321 |
sacristie |
sacristie:
sakristie (L433p Nieuwstadt)
|
Het tegen de kerk aangebouwde vertrek of gebouwtje, waar de priester en de dienaren zich voor de dienst gereedmaken [gerfkamer, sakristij, sacristie?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
24372 |
salamander |
salamander:
salamander (L433p Nieuwstadt)
|
salamander [DC 07 (1939)]
III-4-2
|