27689 |
smeerder |
smeerder:
šmę̄rdǝr (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
Wagensmeerder. [N 95, 153]
II-5
|
18978 |
smeerpoes |
viezerik:
viezerik (L433p Nieuwstadt)
|
iemand die er altijd vuil en onverzorgd uitziet [smeerpoes, vuillak, vetkees] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21728 |
smokkelen |
smokkelen:
sjmòkkele (L433p Nieuwstadt)
|
verboden goederen, of goederen waarover rechten betaald moeten worden heimelijk over de grens brengen [lörzen, maroderen, smokkelen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
28187 |
smoordeur |
smoordeur:
šmǭrdø̄r (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Luchtdeur die voorzien is van een schuif of opening waardoor de hoeveelheid door te stromen lucht geregeld kan worden. [N 95, 216]
II-5
|
20493 |
smullen |
smullen:
sjmullə (L433p Nieuwstadt),
sjmölle (L433p Nieuwstadt)
|
smullen; Hoe noemt U: Lekker eten, met veel plezier eten (smullen, smikkelen, snollen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21552 |
snauwen |
snauwen:
sjnauwe (L433p Nieuwstadt)
|
bits, op bijtende toon spreken [snibben, snauwen, bitsen, toesnappen, grauwen, knappen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
19361 |
snauwen, grauwen |
snauwen:
sjnauwe (L433p Nieuwstadt)
|
bits, op bijtende toon spreken [snibben, snauwen, bitsen, toesnappen, grauwen, knappen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24244 |
snavel |
bek:
bek (L433p Nieuwstadt)
|
snavel: de hoornachtige bek van een vogel (snavel, bek) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
20523 |
snee brood |
snede:
sjnij (L433p Nieuwstadt)
|
snede; Hoe noemt U: Een snee brood (snee, rondommer) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
22346 |
sneeuwbal |
sneeuwbal:
sjneebal (L433p Nieuwstadt),
sjneebel gooje (L433p Nieuwstadt)
|
Een bal van samengepakte sneeuw [sneeuwbal, jupke]. [N 88 (1982)] || Met sneeuwballen naar elkaar gooien [ruiken]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|