27586 |
sollicitatie |
sollicitatie:
sǫlisitāsi (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Emma])
|
[N 95, 1001]
II-5
|
28833 |
soorten patronen of dessins |
ruitje:
rytjǝ (L433p Nieuwstadt),
strijpje:
štripkǝ (L433p Nieuwstadt)
|
Diverse patronen of motieven in de stof. [N 62, 74b; MW]
II-7
|
21739 |
soorten soldaten |
huzaar (<hong.):
Van Dale: huzaar (<Hong.), 1. soldaat van de lichte ruiterij, voorheen in de meeste legers, gekleed in een korte jas met tressen en een beremuts of kolbak, en gewapend met sabel, pistolen en karabijn.
huzare (L433p Nieuwstadt)
|
welke verschillende soldaten onderscheidt u [piot, zandhaas, kalkvreter] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
29065 |
sousbras |
sousbras:
subras (L433p Nieuwstadt)
|
Schuingesneden zemen of gummi lapje, in de armsgaten van japonnen en mantels gedragen tegen het doorzweten in de oksels. [N 59, 132]
II-7
|
21896 |
spaarpot |
spaarpot:
sjpaarpot (L433p Nieuwstadt)
|
de pot waarin geld wordt gespaard [spaarpot, spaarspot, ponk] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
32750 |
spade, spitschop |
schup:
šø̜p (L433p Nieuwstadt),
steekschup:
štę̄k[schup] (L433p Nieuwstadt)
|
Een schop met een vlak blad, dat min of meer in het verlengde van de steel geplaatst is. Deze schop wordt gebezigd voor het omspitten van de wendakkerhoeken, een lapje grond, de tuin e.d. Al naar gelang de streek en de ervaring is het blad van de spade hartvormig, trapeziumvormig of rechthoekig. Voor het tweede lid van de varianten van samenstellingen zie men het simplex schup verderop in het lemma. [N 11A, 147; N 18, 1 + 2 + 5 + 14; JG 1a + lb; L 7, 15; L 42, 40; Wi 5; Gwn 8, 2; GV, K 7; monogr.; div.]
I-1
|
21895 |
sparen |
sparen:
sjpere (L433p Nieuwstadt)
|
bewaren, niets opmaken, om zijn bezit te vergroten [sparen, muiken] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
24993 |
spatten |
spetteren:
sjpettere (L433p Nieuwstadt)
|
in of als kleine deeltjes op- of wegspringen, gezegd van vloeibare zaken [spatten, spiertsen, spinten, spetten, drasjken] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21888 |
speculeren |
speculeren:
sjpeculeire (L433p Nieuwstadt)
|
kopen, verkopen of wachten met kopen of verkopen in de verwachting winst te maken door stijging of daling van prijzen [lippen, speculeren] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
17782 |
speeksel |
spij:
sjpiej (L433p Nieuwstadt)
|
Speeksel: het mondvocht, afscheiding van bepaalde klieren in de mond (smurrie, tuf, spuw, speek, jodevet, speeksel). [N 84 (1981)]
III-1-1
|