20517 |
bokking |
bokkem:
bukkem (L433p Nieuwstadt),
bökkəm (L433p Nieuwstadt)
|
haring; Hoe noemt U: Een gerookte haring (massisse, bukkem, boesterin, boksharing) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
32326 |
bom, spon |
spond:
špunj (L433p Nieuwstadt)
|
De houten stop die ter afsluiting in het spongat wordt geslagen of geschroefd. Volgens de respondenten uit Gulpen (Q 203), Rothem (Q 99*) en Klimmen (Q 111) werd onder de bom eerst nog een lap gelegd. Die werd sponlap (Q 99*: šponlap) of sponlapje (Q 111: šponlɛpkǝ) genoemd. Zie ook het lemma ɛsponɛ in wld II.2, pag. 44.' [A 36, 3b; N 6, 4 add.; N E, 48a add.; L 7, 28 add.; monogr.]
II-12
|
25114 |
bomijs |
bol ijs:
baol ies (L433p Nieuwstadt),
hol ijs:
haolīēs (L433p Nieuwstadt),
kraakijs:
krāākīēs (L433p Nieuwstadt)
|
ijs waar het water onderuit is gelopen [holijs, bomijs, papieren zolder] [N 81 (1980)] || slecht dragend ijs [papieren zolder] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
23309 |
bonnet |
bonnet (<oudfr.):
bonnet (L433p Nieuwstadt)
|
De bonnet van de priester. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24124 |
bonte kraai |
grijze kraai:
gries krao (L433p Nieuwstadt),
zaadkraai:
zaodkrao (L433p Nieuwstadt)
|
Hoe heet de bonte kraai? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
25019 |
bonzen |
timmeren:
tummere (L433p Nieuwstadt)
|
hevig kloppen bijv. met de vuist op een deur [grollen, bonzen, dokkeren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
22464 |
boogschuttersgilde |
schutterij:
sjutterie (L433p Nieuwstadt)
|
Een vereniging, een gilde van boogschutters [doel, doelmaatschappij, handboogmaatschappij]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
24845 |
boomkruin |
kruin:
kruun (L433p Nieuwstadt)
|
De bladdragende takmassa (kroon, kapruin, kruin). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
22339 |
boomvruchten stelen |
stropen:
sjtruipe (L433p Nieuwstadt)
|
Boomvruchten stelen [tuten, stropen, bogeren, buten, afsnatsen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
27814 |
boorhamer met waterspoeling |
boorhamer met waterspoeling:
bǭrhāmǝr met wātǝršpø̜jleŋ (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Domaniale])
|
Boorhamer met waterspoeling. Deze maakt het mogelijk om tijdens het boren via een holle boor water in het boorgat te spuiten. [N 95, 779; monogr.]
II-5
|