e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nieuwstadt

Overzicht

Gevonden: 3173
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bokking bokkem: bukkem (Nieuwstadt), bökkəm (Nieuwstadt) haring; Hoe noemt U: Een gerookte haring (massisse, bukkem, boesterin, boksharing) [N 80 (1980)] III-2-3
bom, spon spond: špunj (Nieuwstadt) De houten stop die ter afsluiting in het spongat wordt geslagen of geschroefd. Volgens de respondenten uit Gulpen (Q 203), Rothem (Q 99*) en Klimmen (Q 111) werd onder de bom eerst nog een lap gelegd. Die werd sponlap (Q 99*: šponlap) of sponlapje (Q 111: šponlɛpkǝ) genoemd. Zie ook het lemma ɛsponɛ in wld II.2, pag. 44.' [A 36, 3b; N 6, 4 add.; N E, 48a add.; L 7, 28 add.; monogr.] II-12
bomijs bol ijs: baol ies (Nieuwstadt), hol ijs: haolīēs (Nieuwstadt), kraakijs: krāākīēs (Nieuwstadt) ijs waar het water onderuit is gelopen [holijs, bomijs, papieren zolder] [N 81 (1980)] || slecht dragend ijs [papieren zolder] [N 81 (1980)] III-4-4
bonnet bonnet (<oudfr.): bonnet (Nieuwstadt) De bonnet van de priester. [N 96B (1989)] III-3-3
bonte kraai grijze kraai: gries krao (Nieuwstadt), zaadkraai: zaodkrao (Nieuwstadt) Hoe heet de bonte kraai? [DC 06 (1938)] III-4-1
bonzen timmeren: tummere (Nieuwstadt) hevig kloppen bijv. met de vuist op een deur [grollen, bonzen, dokkeren] [N 91 (1982)] III-4-4
boogschuttersgilde schutterij: sjutterie (Nieuwstadt) Een vereniging, een gilde van boogschutters [doel, doelmaatschappij, handboogmaatschappij]. [N 88 (1982)] III-3-2
boomkruin kruin: kruun (Nieuwstadt) De bladdragende takmassa (kroon, kapruin, kruin). [N 82 (1981)] III-4-3
boomvruchten stelen stropen: sjtruipe (Nieuwstadt) Boomvruchten stelen [tuten, stropen, bogeren, buten, afsnatsen]. [N 88 (1982)] III-3-2
boorhamer met waterspoeling boorhamer met waterspoeling: bǭrhāmǝr met wātǝršpø̜jleŋ (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Domaniale]) Boorhamer met waterspoeling. Deze maakt het mogelijk om tijdens het boren via een holle boor water in het boorgat te spuiten. [N 95, 779; monogr.] II-5