21726 |
verhoren |
verhoren:
verheure (L433p Nieuwstadt)
|
iemand ondervragen in een zaak voor de rechter [verhoren, overhoren, onderhoren] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
22507 |
verjaardag |
verjaardag:
verjaordaag (L433p Nieuwstadt)
|
Zijn geboortedag herdenken [jarig zijn, bejaren, verjaren]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21399 |
verkeren |
vrijen:
vrieje (L433p Nieuwstadt)
|
verkering hebben [verkeren, vrijen, meteen lopen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
20364 |
verkering |
omgang:
ōmgank (L433p Nieuwstadt)
|
verkering; regelmatige omgang met een persoon van het andere geslacht [sjans, verkeer, aanspraak] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
20367 |
verkering hebben |
vrijen:
vrieje (L433p Nieuwstadt)
|
verkering hebben [verkeren, vrijen, meteen lopen] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
18001 |
verkillen |
tintelen:
tintjele (L433p Nieuwstadt)
|
Ongevoelig worden van kou, gezegd van ledematen (killen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
28948 |
verknippen, versnijden |
versnijden:
vǝršni-jǝ (L433p Nieuwstadt)
|
Door verkeerd knippen het te maken kledingstuk bederven. [N 62, 24; MW]
II-7
|
18074 |
verkouden |
verkoud:
ig ben verkauwt (L433p Nieuwstadt),
verkauwd (L433p Nieuwstadt),
versnopt:
versjnōpt (L433p Nieuwstadt)
|
Verkouden: verkouden zijn; ontsteking van neusslijmvlies, met neusverstopping en slijmafscheiding (verkoud, verkouden, verkeld, versnoft). [N 84 (1981)] || Verkoudheid. Op welke wijze wordt dit gewoonlijk uitgedrukt? B.v. Ik ben ~ [DC 27 (1955)]
III-1-2
|
18080 |
verkoudheid |
snop:
ig höb de sjnop (L433p Nieuwstadt)
|
Lichte verkoudheid. Gebruikt men afzonderlijke benamingen voor een zware en lichte verkoudheid [DC 27 (1955)]
III-1-2
|
27607 |
verlegdienst |
omlegschicht:
omlękšix (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
In Nederland de dienst, in Belgiē de post die het transportmiddel in het oude pand van een pijler afbreekt en in het nieuwe pand weer opbouwt. Volgens Van der Maar verlegde men de transportmiddelen in de wisseldienst. [N 95, 494; monogr.; Vwo 224; Vwo 551]
II-5
|