20944 |
vlees |
vlees:
vleis (L433p Nieuwstadt)
|
vlees [DC 03 (1934)]
III-2-3
|
21442 |
vleien |
flikflooien:
Van Dale: flikflooien, 1. met baatzuchtige bedoelingen vleien, kruipen; -2. aanhalerig liefkozen.
flikfoje (L433p Nieuwstadt)
|
iemand dingen zeggen die hem aanstaan en aangenaam zijn, maar die overdreven en onwaar zijn, om bij hem in een goed boekje te komen staan [mouwvegen, mouwstrijken, afluizen, fletsen, lemmen, loeflokken, vleien, bakkeleien, flodderen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
34378 |
vleiwoord voor het varken |
kuusje:
kyškǝ (L433p Nieuwstadt)
|
[VC 14, 2c v]
I-12
|
28829 |
vleug |
schoor:
šǭr (L433p Nieuwstadt)
|
De richting waarin vezels of draden van een weefsel liggen. [N 59, 40a; N 62, 72; MW]
II-7
|
22154 |
vleugel |
vleugel:
vleugele (L433p Nieuwstadt)
|
vleugel: elk der beide lichaamsdelen van vogels die hun tot vliegen dienen (wiek, zwing, vlerk, vleugel) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
19452 |
vliegenraam, hor |
vliegengaas:
vleigegaas (L433p Nieuwstadt)
|
Hoe noemt u een scherm van groene metaaldraad in open ramen om vliegen buiten te houden? (vliegenraam, hor) [N 104 (2000)]
III-2-1
|
22375 |
vlieger |
draak:
draak (L433p Nieuwstadt)
|
Het speelgoed bestaande uit een licht gestel, met papier bespannen, dat aan een lang touw in de lucht opgelaten wordt [vlieger, boog, draak, beugel, vliegaard, vliegerd]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21192 |
vliegtuig |
vliegmachine:
vleigmesjien (L433p Nieuwstadt)
|
het toestel waarmee men kan vliegen [vliegtuig, vliegmachine, vlieger] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21193 |
vliegveld |
vliegveld:
vleigveldj (L433p Nieuwstadt)
|
het grote, effen terrein met verharde banen van waaraf vliegtuigen kunnen opstijgen en waar zij weer kunnen landen [vliegveld, vliegplein] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24499 |
vlier |
heulenteul:
-
heulenteul (L433p Nieuwstadt)
|
vlierboom (sambucus nigra L.) [DC 13 (1945)]
III-4-3
|