e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nieuwstadt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vlierbes vlierbolletje: -  vleierbölkes (Nieuwstadt) vrucht van de vlierboom (sambucus nigra L.) [DC 13 (1945)] III-4-3
vlies in een vrucht vlies: vlies (Nieuwstadt) Het vliesje tussen vruchtvlees en pit bij een appel (blees, vlim). [N 82 (1981)] I-7
vlinder roepepel: roepepel (oud) (Nieuwstadt), vlinder: vlinder (Nieuwstadt, ... ), vlinder (jong) (Nieuwstadt) vlinder [Roukens 03 (1937)], [ZND 18G (1935)] || vlinder, algemeen [DC 18 (1950)] III-4-2
vloed, hoogtij vloed: vlout (Nieuwstadt), vlŏĕt (Nieuwstadt) vloed, wassen van het water van de zee en de toestand van hoog water [bovenwater, hoog tij] [N 81 (1980)] III-4-4
vloek vloeken: vlouke (Nieuwstadt) een uitdrukking die een verwensing, vooral een godslastering behelst [vloek, kneerp] [N 85 (1981)] III-3-1
vloeken sakkeren: sakkere (Nieuwstadt) godslasterende woorden uitspreken [vloeken, parlesanten, godverren, nonnen, sjamfoeteren, bidden, sakken] [N 85 (1981)] III-3-1
vloer het liggende: ǝt leqǝdǝ (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Julia]), ǝt leqǝndǝ (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Maurits]), vloergesteente: vlūrgǝštęjntǝ (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) De bodem van iedere ruimte in de ondergrondse werken. Met de opgave "dèye" bedoelt de zegsman uit L 417 het vloergesteente vóór het verwijderen van de steenkoollaag, terwijl hij onder "trace" de vloer verstaat die overblijft na de winning van de kolen. Het woordtype "radier" van dezelfde invuller duidt de opvulling van een ronde vloer van een mijngang aan. Met de opgave "stok" doelen de respondenten uit Q 15 en Q 121 op het vloergesteente in een galerij. De invullers uit Q 121 en Q 121c maken een onderscheid tussen de "wand" en de "vloer". Met de eerste term bedoelen zij het vloergesteente onder een koollaag, met de tweede de vloer van steengangen en galerijen. De woordtypen "zool" en "baan" worden gebruikt om het vloergesteente van een steengang aan te duiden. [N 95, 193; N 95, 840; monogr.; N 95, 196; Vwo 275; Vwo 281; Vwo 479; Vwo 534; Vwo 834] II-5
vloergat beungat: byngāt (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Maurits]), vloergat: vlūrgāt (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Maurits]) Een ondiep gat in de vloer waarin de stijl van een ondersteuning wordt geplaatst. [N 95, 309; monogr.; Vwo 619; Vwo 620; Vwo 621; Vwo 835] II-5
vloerplaat vloerplaat: vloerplaat (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Maurits]) Plaat die bij het plaatsen van de stijl onder de stijlvoet wordt bevestigd om te voorkomen dat de stijl door de druk in de vloer zakt. Wat betreft de opgave "vliegende schijven" uit Q 111, volgens de invuller werden de vloerplaten zo genoemd omdat ze door arbeiders van andere werkpunten werden weggehaald en aldus "gevlogen" waren. [N 95, 352; monogr.] II-5
vod fommel: fömmel (Nieuwstadt) versleten stuk doek of stof [vod, bul, tod, slet] [N 86 (1981)] III-1-3