24285 |
zwaluwstaart |
zwalgenstaart:
sjwalge sjtart (L433p Nieuwstadt)
|
de staart van zwaluwachtige vogels [N 83 (1981)]
III-4-1
|
27339 |
zware hamer |
zware hamer:
zwǭrǝ hāmǝr (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Maurits]),
šwōrǝn hāmǝr (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Voorhamer, grote moker. Het woordtype "mottek" (Q 121b, Q 202) is een verbastering van het Poolse mtottek. De term "meesterhouwer" (Q 21) was op de mijn Maurits een spottende benaming voor een zware hamer. [N 95, 739; monogr.]
II-5
|
18537 |
zwart pak |
trouwpak:
trouwpak (L433p Nieuwstadt)
|
zwarte pak, bestaande uit korte jas, vest en gestreepte broek [N 59 (1973)]
III-1-3
|
33481 |
zwarte bes |
angsberten:
hasberte (L433p Nieuwstadt)
|
[DC 13 (1945)]
I-7
|
24286 |
zwarte kraai, kraai |
kraai:
krao (L433p Nieuwstadt)
|
Hoe heet de zwarte kraai? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
28724 |
zwartwerk |
zwart werk:
zwart werk (L433p Nieuwstadt)
|
Het werk dat bestaat uit het maken van vooral zwarte gelegenheidskleding. [N 59, 194c]
II-7
|
18105 |
zweer |
zweer:
zjwēēr (L433p Nieuwstadt)
|
Zweer: huidontsteking vaak met ettervorming ten gevolge van een infectie (zweer, zwerage, zwerije). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18055 |
zwellen |
zwellen:
žwɛlǝ (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Gezegd van galerijwanden die opzwellen tengevolge van druk op het gesteente. [N 95, 386]
II-5
|
32841 |
zwenghout, spoorstok |
dwarshout:
dwē̜šhǫu̯t (L433p Nieuwstadt)
|
Het dwarshout waaraan van voren de strengen of trekkettingen van het paard bevestigd zijn en dat van achteren aan een akkerwerktuig (ploeg, eg, e.d.) gekoppeld is. Zie afb. 98. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; JG 2b-4, 3; N 11, 34a; N 11A, 103 + 103e; N 17, 69a add.; L 34, 11 add.; L 49, 26 add.; A 30, 26 add.; G 1, 26 add.; div.; monogr.]
I-2
|
28506 |
zwerm |
zwerm:
žwɛrm (L433p Nieuwstadt)
|
Het geheel van bijen met koningin dat de korf of kast verlaat. Een zwerm bestaat doorgaans uit een koningin, 10- tot 20-duizend werkbijen en een paar honderd darren. Zij zullen een nieuwe woning gaan zoeken. [N 63, 29d; S 3; L 1a-m; JG 1a+1b; Ge 37, 100; A 9, 6; monogr.]
II-6
|