e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nieuwstadt

Overzicht

Gevonden: 3173
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de luchtkokertoer verlengen (de) loftkokertoer verlengen: lufkǭkǝrtūr vǝrlęngǝ (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Maurits]) De luchtkokerleiding verlengen met een of meer luchtkokers, bijvoorbeeld bij de aanleg van een nieuwe steengang of galerij. [N 95, 861] II-5
de middag luiden middag luiden: et loewt middig (Nieuwstadt), middig loewe (Nieuwstadt) Het angelus luiden rond het middaguur [het luidt......?]. [N 96A (1989)] III-3-3
de mis dienen de mis dienen: mès deine (Nieuwstadt) De mis dienen [diene, de mès deene?]. [N 96B (1989)] III-3-3
de mis doen mis doen: mès doon (Nieuwstadt) De mis doen, opdragen. [N 96B (1989)] III-3-3
de morgen luiden de morgensklok luiden: møͅrgəskloͅk (Nieuwstadt) Het angelus luiden in de ochtend [de morgenklok?] [het luidt......?]. [N 96A (1989)] III-3-3
de richting controleren richting controleren: rexteŋ kontrǝlęjrǝ (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) De richting controleren van een mijngang. Een richting bestaat uit twee of drie richtingspunten en een controlepunt. De richtingen hebben tot doel een rechte stand van de te maken gang in een vooraf bepaalde richting te verkrijgen (MBK II pag. 40-41). Alvorens de richting naar het front wordt doorgetrokken moet eerst de richting worden gecontroleerd. Het al of niet kloppen van de richting moet altijd worden vastgesteld op het controlepunt. [N 95, 846] II-5
de rozenkrans bidden bij een overledene rozenkrans beden: rozekrans bea (Nieuwstadt) De Rozenkrans (= 3 Rozenhoedjes) bidden bij een overledene. [N 96B (1989)] III-3-3
de snoeren belichten viseren: višę̄ǝrǝ (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Maurits]) Met name het tweede richtingssnoer belichten. Zie verder de toelichting bij het lemma Langs De Snoeren Kijken. [N 95, 852] II-5
de stal uitmesten uitscheppen: ūtšøpǝ (Nieuwstadt) De stal of mestgoot van mest ontdoen. Objecten "stal", "mestgoot" en "mest" zijn niet gedocumenteerd. [N 11, 14; N 5A II, 50a; A 9, 26; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; monogr.] I-11
de steenhoop laden afruimen: āfrȳmǝ (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Eisden]) De losgeschoten stenen al dan niet mechanisch laden. [N 95, 453; monogr.] II-5