21139 |
achterwiel van een fiets |
achterrad:
achterraad (L433p Nieuwstadt)
|
het achterwiel van een fiets [riks] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
27573 |
administratief personeel |
administratief personeel:
administratief personeel (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Maurits]),
kantoorsmannetje:
kantōrsmɛnkǝ (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Winterslag, Waterschei])
|
De beambten hadden op de mijn vergeleken met de arbeiders op tal van punten een bevoorrechte positie. Zij kregen tijdens ziekte geen controle van de door de kompels gehate ziekencontroleur (Dieteren 1984 pag. 67). Verder waren zij op de mijn "penningvrij", kregen meer en betere deputaatkolen en gratis mijnkleding. Op hun beurt waren de ondergrondse beambten weer bevoorrecht ten opzichte van de bovengrondse beambten. Hun salarissen lagen duidelijk hoger (Dieteren 1984 pag. 67). In het lemma komen algemene benamingen voor maar ook benamingen die meer schertsend of spottend zijn. [N 95, 979]
II-5
|
27880 |
afbikken |
afdrijven:
āfdrīvǝ (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
Loshangende stenen verwijderen die na het bewerken van het gesteente aan de zijwand of het dak van de mijngang zijn blijven zitten. [N 95, 450; N 95, 298; monogr.; Vwo 24; Vwo 40; Vwo 55]
II-5
|
27312 |
afdalen |
onderin gaan:
oŋǝren gǭn (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Laura, Julia])
|
Zich per lift naar het ondergrondse gedeelte van de mijn begeven. [N 95, 82; monogr.; Vwo 33; Vwo 41]
II-5
|
27728 |
afdeling |
afdeling:
āfdęjleŋ (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Het ondergronds gebied van een steenkolenmijn is ingedeeld in afdelingen. Aan het hoofd van zo''n afdeling staat een afdelingsingenieur. Deze afdelingsingenieur voert het bevel over verscheidene andere ingenieurs en geeft zijn bevelen aan het werkvolk langs zijn afdelingsopzichter om (Vanwonterghem pag. 43). [N 95, 908; Vwo 36; Vwo 285; monogr.]
II-5
|
21448 |
afdingen |
afpingelen:
aafpingele (L433p Nieuwstadt)
|
proberen minder te moeten betalen dan de gevraagde prijs [afdingen, afpingelen, afpekelen, penkeren, prengelen, pingelen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
29049 |
afdunnen |
afdunnen:
āfdønǝ (L433p Nieuwstadt)
|
Bewerking van de watten voor de schouder, waarbij de dikte van de watten naar de kant toe wordt verminderd. [N 59, 117a]
II-7
|
34247 |
afgeroomde melk |
ondermelk:
øŋǝrmē̜lk (L433p Nieuwstadt)
|
De vloeistof die overblijft als de melk ontroomd is. [A 7, 15 en 17; A 23, 4a; L 27, 29; JG 1a, 1b; L 1u, 103; Lu 1, 3 en 4a; monogr.]
I-11
|
29035 |
afglanzen |
afglanzen:
āfglanzǝ (L433p Nieuwstadt)
|
Het wegnemen van de valse glans. Afglanzen is het verwijderen van glans op die plaatsen, welke te droog geperst zijn. Deze glans verwijdert men door het inbrengen van damp door middel van vochtige doeken en hete ijzers. [N 59, 80a; N 59, 81a]
II-7
|
18039 |
afhangend gezwel |
kwabbel:
kwabbel (L433p Nieuwstadt)
|
gezwel, Een afhangend ~. [N 84 (1981)]
III-1-2
|