id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
23386 | doopkapel | doopkapel: doupkepel (Nieuwstadt) | De kapel achter in de kerk, waarin de doopvont zich bevindt en waar de doop voltrokken wordt [doopkapel?]. [N 96A (1989)] III-3-3 |
23205 | doopvont | doopvont: doupvont (Nieuwstadt) | Het bekken waarin het doopwater bewaard wordt en waarboven het kind ten doop wordt gehouden [doopvont, doopsteen, doofsjtee?]. [N 96A (1989)] III-3-3 |
23387 | doopwater | doopwater: doupwater (Nieuwstadt), duipwater (Nieuwstadt), wijnwater: wienwater (Nieuwstadt), wijwater: wiewater (Nieuwstadt) | Het gewijde water in de doopvont, waarmee gedoopt wordt [vont-, vunt-, vintwater, doopwater, wijwater?]. [N 96A (1989)] III-3-3 |
17968 | door een staand gewas lopen | banjeren: banjere (Nieuwstadt) | lopen: Door een staand gewas lopen (spolken). [N 84 (1981)] III-1-2 |
25059 | door elkaar, verward | dooreen: doorein (Nieuwstadt), in de war: in de war (Nieuwstadt) | niet volgens vaste regels geschikt [ongeregeld, onverschillig] [N 91 (1982)] || op ongeregelde wijze dooreengemengd [verward, verstreuveld] [N 91 (1982)] III-4-4 |
18671 | doordeweekse kleren | weekse kleren: waekse kleijer (Nieuwstadt) | De kleren die men in de week draagt. [DC 62 (1987)] III-1-3 |
24986 | doordrenken, nat maken | nat maken: naat make (Nieuwstadt) | met een vloeistof doordrenken; nat maken [platsen, pletsen, plodderen] [N 91 (1982)] III-4-4 |
27835 | doorhouw | doorslag: dōršlāx (Nieuwstadt [(Maurits)] [Maurits]), doortocht: doortocht (Nieuwstadt [(Maurits)] [Maurits]), ophouw: ophǫw (Nieuwstadt [(Maurits)] [Maurits]) | Een in de koollaag gedreven nauwe verbindingsgang van tijdelijke aard die twee mijngangen met elkaar verbindt. Een doorhouw wordt meestal aangelegd als voorbereiding voor een nieuwe pijler. De breedte van een doorhouw varieert van 2 m tot 2.5 m. Het woordtype "ophouw" duidt een doorhouw aan die vanuit een grondgalerij in opwaartse richting wordt gedreven, terwijl de opgave "afhouw" uit Q 121 op de Domaniale mijn werd gebruikt voor een doorhouw die van een hoger gelegen galerij in de richting van de grondgalerij werd gedreven. In de mijn van Eisden kent men volgens de invuller uit Q 7 daarvoor respektievelijk de termen "montage" en "vallei". [N 95, 182; N 95, 477; N 95, 517; N 95, 478; N 95, 478; monogr.; Vwo 239; Vwo 286; Vwo 528; Vwo 566] II-5 |
24477 | doorn, stekel | doornen: döre (Nieuwstadt) | doornen [DC 23 (1953)] III-4-3 |
23738 | doornenkroon | doornenkroon: dörekroon (Nieuwstadt) | De doornenkroon, een kroon van doornen. [N 96B (1989)] III-3-3 |