18730 |
douchen |
douchen:
doesje (L433p Nieuwstadt)
|
Ik heb hard gewerkt, ik ga even douchen. [DC 64 (1989)]
III-1-3
|
20659 |
draad |
vaam:
vām (L433p Nieuwstadt)
|
Samenhangend geheel van ineengedraaide vezels (van vlas, hennep, katoen, zijde of andere stof) tot een aanmerkelijke lengte dun uitgesponnen. Bij de antwoorden op de vraag naar draad of draad garen in de enquête van Schrijnen - Van Ginneken - Verbeeten (S) leest men nogal eens de opmerking dat ø̄draadø̄ ook van ijzer kan zijn, terwijl een ø̄draad garenø̄ vaam wordt genoemd. Daarom kunnen draad en vaam in eenzelfde plaats genoemd worden voor het begrip ø̄draadø̄. Het is ook duidelijk dat het algemeen Nederlandse draad het oudere vadem gaat verdringen. [N 62, 55b; N 62, 55a; L 1a-m; L 1u, 40; L 8, 29; L 17, 4; L A2, 304; L B1, 69; L B1, 76; Gi 1.IV, 26; Wi 5; S 27; monogr.]
II-7
|
28371 |
draagrol |
lei(d)rol:
lęjrǫl (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Maurits]),
looprol:
lǫwprǫl (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Draagrol van een transportband. De opgaven "middenrol" en "zijrol" (Q 121) duiden de twee verschillende rollen aan die bij een trogvormige bandtransporteur gebruikt worden. [N 95, 641; N 95, 643; monogr.]
II-5
|
17856 |
draaien |
draaien:
dreje (L433p Nieuwstadt)
|
Draaien: een andere richting aannemen, draaien (wenden, wenken, wengen, zwenken, keren). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
34255 |
draaiende karnton |
draaivat:
drɛvāt (L433p Nieuwstadt)
|
De karnton wordt met een zwengel of een wiel zelf rondgedraaid. Deze ton, waarin de boter door draaien wordt gemaakt, draait zelf mee. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [N 12, 51, 56 en 58; L 1a-m; L 27, 30 en 69; JG 1a, 1b, 1d, 2c; Ge 22, 10, 26, 29, 34 en 37; A 7, 19; S 17; monogr.]
I-11
|
24950 |
draaikolk |
kolk:
kolk (L433p Nieuwstadt),
kòlk (L433p Nieuwstadt)
|
kolk, plaats in water waar een snel ronddraaiende stroom is die voorwerpen kan meeslepen en naar beneden trekken [willing, wieling, waal, wolf, draaipol] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
22680 |
draaiorgel |
orgeltje:
urgelke (L433p Nieuwstadt)
|
Een draaiorgel dat op de rug gedragen wordt [lier]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
28339 |
draaiplaats |
draaiplaats voor de wagens:
drēplāts vø̄r dǝ wāgǝs (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Een ijzeren plaat, al dan niet vastliggend, waar de mijnwagens op worden gedraaid. [N 95, 695; monogr.; Vwo 766]
II-5
|
25127 |
dragen, gezegd van ijs |
al dragen:
⁄t ies dreug al (L433p Nieuwstadt),
dragen:
dráágə (L433p Nieuwstadt)
|
dragen gezegd van ijs waarop men kan lopen [lijden, helen, houden] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20500 |
drank |
drank:
drànk (L433p Nieuwstadt),
drinken:
het drinke (L433p Nieuwstadt),
foezel:
foesel (L433p Nieuwstadt)
|
drank; Hoe noemt U: Dat wat gedronken wordt (drinken, soopje, zuip) [N 80 (1980)]
III-2-3
|