21158 |
afrit |
afrit:
aafrij (L433p Nieuwstadt)
|
een hellende weg waarlangs men een brug, een dijk enz. kan verlaten (afrit, afging, afrij) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
25089 |
afscheuren, afritsen |
afrijten:
aafriete (L433p Nieuwstadt)
|
afscheuren [rippen, afritsen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
27866 |
afschieten, ontsteken |
afdraaien:
āfdręǝ (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Maurits]),
afschieten:
āfšęjtǝ (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Domaniale, Wilhelmina]),
ontsteken:
ontštę̄kǝ (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Winterslag, Waterschei])
|
De met springstof geladen schietgaten tot ontploffing brengen. [N 95, 412; monogr.; N 95, 442 add.]
II-5
|
27882 |
afslag |
afslag:
āfšlāx (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
Hoop kool- of ertsbrokken, ontstaan door het schieten. [N 95, 451; N 95, 429; monogr.; Vwo 50]
II-5
|
28316 |
afsluiting van een remhelling |
barrière:
bariērǝ (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
Afsluitboom aan de voet van een remhelling die dient om op hol geraakte wagens, die door de grote snelheid die zij kunnen ontwikkelen veel schade kunnen aanrichten, op te vangen. [N 95, 687; monogr.]
II-5
|
27941 |
afstand tussen de ondersteuningen |
afstand:
āfštanjtj (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Maurits])
|
De afstand in meters of centimeters tussen de ondersteuningen onderling. Door middel van schoren, welke tussen de ondersteuningen worden bevestigd, wordt deze afstand gehandhaafd. In de mijn van Zolder staan de ondersteuningen volgens de invuller uit K 361 op 80 cm van elkaar. [N 95, 369; monogr.]
II-5
|
29030 |
aftekenen met krijt |
aftekenen:
āftęjkǝnǝ (L433p Nieuwstadt)
|
In verband met het passen de kledingstukken aftekenen met krijt. [N 59, 75; N 59, 74]
II-7
|
21383 |
aftroggelen |
affoetelen:
aaffoetele (L433p Nieuwstadt)
|
listig of met bedrog iets van iemand weten te krijgen [troggelen, aftroggelen, uitschillen, affoefelen, aftruifelen, aftisselen, afstrepen, affutselen, afzetten] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
24848 |
afvallen van bladeren |
ruizelen:
ruuzele (L433p Nieuwstadt)
|
afvallen van bladeren [DC 48 (1973)]
III-4-3
|
28379 |
afvoerband |
afvoerband:
āfvø̄rbanjtj (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Willem-Sophia])
|
Bandtransporteur voor de afvoer van de gewonnen kolen. Het woordtype "a.b." (L 265, Q 33) is een afkorting voor afvoerband. [N 95, 637; monogr.]
II-5
|