e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nieuwstadt

Overzicht

Gevonden: 3173

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
afrit afrit: aafrij (Nieuwstadt) een hellende weg waarlangs men een brug, een dijk enz. kan verlaten (afrit, afging, afrij) [N 90 (1982)] III-3-1
afscheuren, afritsen afrijten: aafriete (Nieuwstadt) afscheuren [rippen, afritsen] [N 91 (1982)] III-4-4
afschieten, ontsteken afdraaien: āfdręǝ (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Maurits]), afschieten: āfšęjtǝ (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Domaniale, Wilhelmina]), ontsteken: ontštę̄kǝ (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Winterslag, Waterschei]) De met springstof geladen schietgaten tot ontploffing brengen. [N 95, 412; monogr.; N 95, 442 add.] II-5
afslag afslag: āfšlāx (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]) Hoop kool- of ertsbrokken, ontstaan door het schieten. [N 95, 451; N 95, 429; monogr.; Vwo 50] II-5
afsluiting van een remhelling barrière: bariērǝ (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]) Afsluitboom aan de voet van een remhelling die dient om op hol geraakte wagens, die door de grote snelheid die zij kunnen ontwikkelen veel schade kunnen aanrichten, op te vangen. [N 95, 687; monogr.] II-5
afstand tussen de ondersteuningen afstand: āfštanjtj (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Maurits]) De afstand in meters of centimeters tussen de ondersteuningen onderling. Door middel van schoren, welke tussen de ondersteuningen worden bevestigd, wordt deze afstand gehandhaafd. In de mijn van Zolder staan de ondersteuningen volgens de invuller uit K 361 op 80 cm van elkaar. [N 95, 369; monogr.] II-5
aftekenen met krijt aftekenen: āftęjkǝnǝ (Nieuwstadt) In verband met het passen de kledingstukken aftekenen met krijt. [N 59, 75; N 59, 74] II-7
aftroggelen affoetelen: aaffoetele (Nieuwstadt) listig of met bedrog iets van iemand weten te krijgen [troggelen, aftroggelen, uitschillen, affoefelen, aftruifelen, aftisselen, afstrepen, affutselen, afzetten] [N 89 (1982)] III-3-1
afvallen van bladeren ruizelen: ruuzele (Nieuwstadt) afvallen van bladeren [DC 48 (1973)] III-4-3
afvoerband afvoerband: āfvø̄rbanjtj (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Willem-Sophia]) Bandtransporteur voor de afvoer van de gewonnen kolen. Het woordtype "a.b." (L 265, Q 33) is een afkorting voor afvoerband. [N 95, 637; monogr.] II-5