27539 |
geit |
geit:
gęi̯t (L433p Nieuwstadt),
germ:
germ (L433p Nieuwstadt)
|
Geit in het algemeen. Ten aanzien van germ merken enkele informanten (L 292 (Heythuysen), Q 99 (Meerssen), 111* (Ransdaal)) op dat hiermee een vrouwelijke geit wordt bedoeld. Zie afbeelding 7. [N 77, 74; L 14, 32; A 9, 20; JG 1a, 1b; Wi 7; NE I, 16; AGV, m3; Gwn 5, 13; Vld.; monogr.; S, Q 105 add.; S 10, add.]
I-12
|
33401 |
geitestal |
geitestal:
gęi̯te[stal] (L433p Nieuwstadt)
|
De ruimte in de stal waar de geiten zich bevinden. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). [L 38, 29; A 10, 9g; monogr.]
I-6
|
19265 |
gek |
gek:
gek (L433p Nieuwstadt)
|
onverstandige, ergerlijke of gekke dingen doend of zeggend [dwaas, mal, zot, gek] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19337 |
gekheid maken |
fratsen maken:
fratse make (L433p Nieuwstadt),
spa (du.) maken:
sjpas make (L433p Nieuwstadt)
|
gekheid maken [mallen, follen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21466 |
gekkenhuis |
gekkenhuis:
gekkehoes (L433p Nieuwstadt)
|
een instelling voor het verplegen van krankzinnigen [zothuis, gek[ken]huis, fermerie] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23537 |
geknield zitten |
op de knien zitten:
op de kneije zitte (L433p Nieuwstadt)
|
(onder de consecratie) knielen, geknield zitten, op de knieën zitten [óp en kneije zitse?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24483 |
geknotte wilg |
koepwijde:
kŭpwie(e) (L433p Nieuwstadt)
|
de knotwilg (boom van het geslacht Salix) [DC 13 (1945)]
III-4-3
|
24152 |
gele kwikstaart |
kwikstaartje:
kwiksjtertje (L433p Nieuwstadt)
|
kwikstaart, geel [DC 26 (1954)]
III-4-1
|
28250 |
geleidingsbomen |
leibomen:
lęjbǫwmǝ (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Domaniale]),
strossbomen:
štrosbø̜jm (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Houten geleidingsbomen of stalen geleidingsbalken die aan de schachtbalken zijn bevestigd en ervoor zorgen dat de liftkooien en skips tijdens hun op- en neergaande beweging op hun plaats blijven. Volgens de invuller uit L 417 zijn de "guiden" die men in de mijn in Waterschei gebruikt van hout en is de "guidenage" in de mijn van Zwartberg van ijzer. [N 95, 96; monogr.]
II-5
|
23501 |
gelezen mis |
leesmis:
laesmès (L433p Nieuwstadt)
|
Een gelezen, stille mis [lèèsmis, sjtil mès?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|