28351 |
gleuf voor schudgootmotor |
motorgat:
mōtǝrgāt (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei])
|
Een in de wand uitgesneden gleuf van ongeveer 50 cm diepte, waarin de drukluchtmotor die de schudgoten aandrijft, kan worden geplaatst. Te Eisden liggen de motoren naast de schudgoten zodat er aldaar geen gleuven bestaan (Defoin pag. 98). [monogr.; N 95, 628]
II-5
|
22376 |
glijbaan |
roetsjbaan:
rotsjbaan (L433p Nieuwstadt)
|
Het speeltuig (vooral in speeltuinen) waarbij men langs een gladde baan van een platform naar beneden kan glijden [glijbaan, borsie, ritsbaan, roetsjbaan]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
17853 |
glijden |
schijvelen:
sjievele (L433p Nieuwstadt),
schuivelen:
sjievele (L433p Nieuwstadt),
sleuren:
sjleire (L433p Nieuwstadt)
|
Glijden: zich langs en oppervlak gemakkelijk, met zeer weinig wrijving voortbewegen (glijden, slibberen, glissen, schuiven, slifferen, slipperen, schampen). [N 84 (1981)]
III-1-2, III-3-2
|
24316 |
glimworm |
vuurwormpje:
vuurwurmpke (L433p Nieuwstadt)
|
glimworm [ZND 18G (1935)]
III-4-2
|
23607 |
gloria |
gloria (lat.):
gloria (L433p Nieuwstadt)
|
De lofzang "Gloria in excelsis..."[jloria?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18957 |
gluiperd |
gluiperd:
gluperd (L433p Nieuwstadt, ...
L433p Nieuwstadt),
stiekemerd:
stikkemert (zn.) (L433p Nieuwstadt)
|
een gluiperig, niet eerlijk persoon [gluiperd, luiperd, kattin] [N 85 (1981)] || gluiperig: hij is - [DC 16 (1948)] || huichelachtig, op bedekte wijze, niet open, niet eerlijk [gluips, gluiperig, slinks, wenslinks] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23426 |
godslamp |
godslamp:
goadslamp (L433p Nieuwstadt)
|
De godslamp, de altijd brandende olielamp vóór het tabernakel van het hoofdaltaar of sacramentsaltaar [gods-, gôds-, gaods-, godeslamp]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
28125 |
goed dak |
goed dak:
gǫwt ˲dāk (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Julia])
|
Een goed dak laat bij het afkloppen een scherpe, helle klank horen. Het bestaat uit vaste steen. [N 95, 890]
II-5
|
29029 |
goed passen |
goed passen:
gǫwt pasǝ (L433p Nieuwstadt)
|
Goed zitten of passen, gezegd van een kledingstuk. [N 62, 26a; MW]
II-7
|
18954 |
goedzak |
godsrok:
gōdsrok (L433p Nieuwstadt)
|
een persoon die altijd goed handelt en goed is voor andere mensen [goedzak, godsblok] [N 85 (1981)]
III-1-4
|