19692 |
hakmes |
hakmets:
hakmets (L433p Nieuwstadt)
|
hakmes, hiep [Roukens 03 (1937)]
III-2-1
|
27942 |
halfhout |
plat:
plat (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Halfrond stuk hout dat voor verschillende doeleinden, bijvoorbeeld als kap of als bekleding, kan dienen. Het gebruik is afhankelijk van de dikte van het gezaagde hout. [N 95, 330; monogr.; Vwo 353; Vwo 354; Vwo 605; Vwo 606]
II-5
|
23622 |
halfmis |
halvermis:
hauvermèsse (L433p Nieuwstadt)
|
Het moment waarop de mis op de helft is, wat de duur betreft [halfmis, hauvermès?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
27991 |
halfsteile pijler |
hellende pijler:
hɛlǝndjǝ pęjlǝr (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Pijler met een hellingspercentage tussen 20 en 35 graden. Volgens de invuller uit Q 15 kende men op de mijn Maurits uitsluitend hellende pijlers, omdat daar alle lagen een bepaalde helling hadden. [N 95, 285]
II-5
|
17627 |
hals |
hals:
hals (L433p Nieuwstadt)
|
hals [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
27543 |
halsdoek |
halsdoek:
halsdowk (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
plag:
plak (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Domaniale])
|
Het vierkant stuk stof dat de mijnwerkers als beschermmiddel tegen stof voor de mond of in de hals dragen. [N 95, 65; monogr.; Vwo 326; Vwo 868]
II-5
|
28949 |
halsgat |
halsring:
halsreŋ (L433p Nieuwstadt)
|
Uitsnijding voor de hals bij het colbert. [N 59, 97]
II-7
|
27544 |
halsriempje |
halsriempje:
halsręjmkǝ (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Wilhelmina])
|
Halsriem waar de mijnlamp aan hangt tijdens het klimmen in een schacht. [N 95, 881a; monogr.]
II-5
|
18236 |
halssnoer |
collier (fr.):
coljé (L433p Nieuwstadt),
ketting:
ketting (L433p Nieuwstadt),
snoer:
snour (L433p Nieuwstadt)
|
aan een snoer geregen kralen, parels, enz. als halssieraad [toer, snoer, ketting, karkant, collier] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
28958 |
halssuçon |
halssuçon:
halssuçon (L433p Nieuwstadt)
|
Volgens de informant van L 271 wordt deze suçon toegepast bij een voorovergaand figuur. [N 59, 94e]
II-7
|